Het woordje „Royal" staat nog steeds op de hoofd
deksels van de marinemannen uit Lagos, want het is
nog altijd de „Koninklijke Nigeriaanse Marine",
al is het land onafhankelijk en geen koninkrijk.
„Maar we zijn de banden met Engeland nog niet
kwijt", lachte een Nigeriaanse officier als uitleg.
Ze stonden aangetreden, de gewapende wachten
van de Nigeriaanse en de Nederlandse Marine,
daar dicht bij de werfhaven van Wilton-Fijenoord.
De matrozenkapel van het marinevliegkamp Val
kenburg speelde de volksliederen, op de achter
grond lag Hr. Ms. Kruiser „De Ruyter". Strak en als
gebeeldhouwd stonden de handen van blanke en
zwarte marine-officieren in de lucht naast hun uni
formpetten en de zon overspoelde dit alles op
W.F.-grond met een royale scheut warmte. Het
was een mooi, een ongewoon en indrukwekkend
moment; een beeld, om per foto vast te leggen.
Olifantstand
Wat later wandelde Minister Mbu langs de wachten.
Hij droeg onder zijn wijde jas een dun linnen zomer-
pak van heel licht rose kleur, dat overal bestikt was
met bloemmotieven. „Dat costuum is in Europa ge
maakt, maar Nigeriaanse vrouwen hebben het ge
borduurd", deed de secretaris van Minister Mbu me
uit de doeken.
En daar stapte de Nigeriaanse Minister naar een
spreekgestoelte. Al eerder had daar Vice-Admiraal
Van der Schatte Olivier gestaan om tegen de afge
vaardigden uit Nigeria te zeggen: „Wij zijn trots
op uw komst; u en wij hebben de zee in elk geval
als gemeenschappelijk goed". De Vice-Admiraal
wenste de Nigerianen met de „Ogoja" een „goede
reis en behouden vaart".
„Wij danken de Nederlandse Marine bijzonder har
telijk voor alle hulp", sprak Minister Mbu. „Voor
de hulp en voor dit prachtige schip „Ogoja". Hier
in Nederland wordt ons eerste fregat gebouwd.
Minister Mbu sloeg de brede overhangende delen
van zijn „agbada", het nationale costuum, over zijn
schouders en stapte naar Vice-Admiraal Van der
3. Minister Mbu inspecteert de Nigeriaanse erewacht aan
boord van de „Ogoja"
4. Minister Mbu inspecteert de „Ogoja".
3. Minister Mbu tekent het gastenboek van de werf.
4