-///■ j. Dc „Stad Arnhem", de boot, die over de bodem van de rivier liep - 'fel o mim V V l/SAS f y v y J-* J Ji 'V:** ■»/.-> -O 1 41- X -'S/kV - /fZ, f jr) m A r' .i 'Af-S'~-a «y -4-? ,f. s.*. s ><-._• .t', z/ï" s S y*7V« ff „SW Arnhem". Detailtekening van onderwaterrad en geraamte, waarin dit bevestigd was. gen van een groot rad in een bun in de bodem van een vaartuig. Aan het rad bevestigde spaken moesten het schip langs de rivierbodem voortbewegen. Op de hierbij afgebeelde principetekening van Roent gen is aangegeven hoe deze zich de werking van zijn „Drijfrad ter voorstuwing van Vaartuigen of andere Ligchaamen" voorstelde. Het drijfrad was voorzien van zestien spaken, elk met ijzeren pennen of drie tanden aan het eind. Het geraamte, waarin dit „krab- belrad" was bevestigd, hing in een bun en kon op de juiste hoogte worden ingesteld. Bovendien was dwarsscheepse beweging mogelijk. De as van het on derwaterrad was aan beide zijden voorzien van een stootnok. Op de binnenzijde van de bun waren slijt- strippen aangebracht. Op de tweede tekening ziet men, dat de „Stad Arn hem" behalve het wonderlijke krabbelrad voorzien was van twee normale schepraderen. Twee verticale ééncilinder machines met een cilinderdiameter van 18" en een slag van 42" brachten via kniebalansen een as in beweging, waarvan de beide rondsels de tandwielen op de buitenboord schepradassen aan dreven. Het krabbelrad werd door middel van rie men gedreven. De machine had een staande lucht pomp met een binnendiameter van 12" en een slag van 20". De derde afbeelding is een detailtekening van het onderwaterrad en het geraamte, waarin dit bevestigd was. Op het midden van de bun is de lier aangege ven, waarmede de constructie met het rad gelicht kon worden. Tot slot een reproductie van de tekening van de ge compliceerde Bouilleur ketel met voorwarmers, bouil- leurs en stoomhouders, die voor een groot deel uit geelkoper was vervaardigd. Volgens beschikbare ge gevens is deze ketel door Cockerill te Seraing ver vaardigd. Bij Koninklijk Besluit van 20 december 1825 werd een reglement vastgesteld voor de dienst „der Stoom- booten van Rotterdam op Nijmegen, Arnhem en Vice Versa, toebehoorende aan de Nederlandsche Stoom boot-mij., gevestigd te Rotterdam". In een dienstregeling, door de rederij gepubliceerd, vindt men de volgende afvaarten voor de genoemde dienst: „Van Rotterdam naar Arnhem: Eiken Zaturdag, 's morgens ten 5 ure. van Arnhem naar Rotterdam: Eiken Zondag, 's morgens ten 7 ure." De vinding van Roentgen bleek in de praktijk niet te voldoen. De snelheid van het schip was veel te gering en de romp schokte op bijzonder onaange name wijze. Op de eerste reis van de „Stad Arnhem" heeft zich een drama voltrokken, dat in de publicatie „De Eer ste Stoomboot te Arnhem, 1826 - 6 augustus - 1926 door J. G. A. van Hogerlinden, uitgave Drukkerij „Gelderland" - Arnhem" uitvoerig wordt vermeld aan de hand van de originele krantenberichten ten tijde van het ongeluk:

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Wilton Fijenoord Nieuws | 1963 | | pagina 19