ALLEMAAL - ZONDER UITZONDERING
HEEFT NIET NODIG
We hebben er elke dag mee te maken: u, uw directeur, uw buurman schuin aan de
overkant, de bakker, de kapper en de man die straks belt en zegt: „Electrisch".
Allemaal, zonder een enkele uitzondering. Uw kinderen net zo goed als uw schoon
moeder. Het is geen raadsel, want „het verkeer" is iets, dat ons allemaal elke dag
weer aankijkt en over dat verkeer wilde ik het graag even met u hebben.
Als uw vrouw een paar kousen gaat kopen, komt ze Het Verkeer tegen. Als u 's och
tends naar uw werk gaat, zit u er zelf midden in. Als er iemand tegen zessen bij u
thuis tegen een van de kinderen zegt:. „Ga nog eens even vlug een pond suiker ha
len", dan staat dat kind van aangezicht tot aangezicht met Het Verkeer.
Tweeduizend doden per jaar, al jaren lang. Geen mens die er een boterham minder
om eet. Het is tenslotte geen watersnood, nietwaar? Toen waren er zeventienhonderd
doden in één keer; toen waren we diep onder de indruk. Maar de verkeersdoden
Och, het went. Het gaat zo met vijf of zes per dag. Het is ellendig, natuurlijk, maar
het went.
Er zijn mensen die met geen stok in een vliegtuig te krijgen zijn; maar iedereen
stapt elke dag weer vrolijk op fiets, brommer, scooter of in een auto. In de hele
wereld zijn er per twaalf maanden geen tweeduizend doden bij vliegtuigongevallen;
alleen in een klein land als Nederland zijn er wel tweeduizend doden op de wegen
en straten. Mocht er iemand zijn die vraagt: Hoeveel gewonden in Nederland op de
weg, elk jaar? - dan zal het antwoord hem laten schrikken: dertigduizend.
Geen haar op m'n hoofd dat er aan denkt u hier een griezelverhaal voor te leggen.
In een paar regels heb ik alleen geprobeerd u heel even op de enorme ernst te wij
zen van wat wij noemen Het Verkeer.
Het ligt aan die kleine dingen, het ligt aan die kleine fouten, aan die ondoordachte
dingen. Weet u dat Nederlandse verkeersdeskundigen hebben berekend aan de hand
van cijfers over vele jaren dat ongeveer de helft van de verkeersongelukken niet
nodig zijn, wanneer we wat meer zouden opletten en wat meer fatsoen ten toon
spreiden
Kleine dingen, daar ligt het elk jaar weer aan bij duizenden ongelukken. Dingen die
men niet wist, dingen waarover men later zegt: „Hoe heb ik het kunnen doen, waar
om heb ik daar niet aan gedacht?"
Kijk, daarom dacht ik dat een kleine hersengymnastiek op wielen nuttig kon zijn.
Daarom dacht ik dat we deze maand een „verkeersspel" met elkaar moesten spelen;
om de hersens te trainen, om er wat van op te steken en, wie weet, om er een prijs
bij in de wacht te slepen.