UIT DE OUDE DOOS (46)
1
1
Van bouwnummer 1 en 2 „Etna" en „Hekla" kwa
men kort geleden enige werktekeningen in potlood
te voorschijn, namelijk een langsdoorsnede van het
schip en schetsen van raderen en schoorsteen.
De hieronder afgedrukte afbeelding is uit deze ge
gevens samengesteld. Van masten en tuigage werd
niets gevonden en hoewel bekend is, dat de scheep
jes hiervan waren voorzien,' zijn deze dus niet in
getekend.
Opvallend is de reusachtige schoorsteen, die tot
boven de masten was opgetrokken. Het was in de
begintijd van de stoomvaart de meest voor de hand
liggende oplossing om de zeilen niet te bederven,
om brand te voorkomen en bovendien een goede
trek te verkrijgen.
Duidelijk is te zien, dat het dek van de schepen
naar voren en achteren afliep.
Hetgeen eerder in deze rubriek over de roverboten
werd geschreven is dus geheel van toepassing op
deze wonderlijke scheepjes.
2
Het houten raderstoomschip „Batavia", gebouwd on
der werfnummer 16, had, voor het in 1845 aan het
Departement van Koloniën werd overgedragen, een
lange bouwtijd achter de rug. In 1836 werd tot de
bouw besloten van een schip, dat naast de „Bata
vier" zou worden ingelegd op de Londen-dienst.
Door gebrek aan fondsen werd de oplevering steeds
vertraagd. Toen het schip eindelijk gereed was,
heeft men getracht het te verkopen. Deze pogin
gen mislukten totdat in januari 1845 het Departe
ment van Koloniën de „Batavia" aankocht.
Het was een bijzonder snel schip, dat werd ge
bruikt voor het vervoer van post tussen Singapore
en Batavia.
3-4
Een tweetal afbeeldingen van de eerste Batavier
boot voor de dienst op Engeland is hier zeker
op hun plaats, hoewel het schip niet op onze werf