Het Centraal Station te Amsterdam
dat het Etablissement „Fijenoord" voortdurend
trachtte opdrachten te verwerven.
In 1887 werden 2 tweevuurs ketels voor de sta
tionsverlichting te 's-Gravenhage geleverd en een
jaar later construeerde de werf een stoomketel voor
de Zeeuwsche Spoorboot, in 1904 gevolgd door
twee voor de Maatschappij tot Exploitatie van
Staatsspoorwegen te Utrecht.
Het blijkt, dat in de negentiger jaren onder andere
aanvragen ontvangen werden voor de levering van
ijzerwerk voor het hoofdgebouw van het station
te Nijmegen en voor bruggen voor gewoon ver
keer, voor rolwagens en aquaducten voor het Mi
nisterie van Koloniën.
Op 22 september 1884 werd door het Ministerie
van Waterstaat, Handel en Nijverheid (Staatsspoor
wegen) aan „Fijenoord" opdracht verstrekt tot het
maken en stellen van de overkapping van de spo
ren en perrons op het middengedeelte van het
Centraal personenstation te Amsterdam voor de
totaalprijs van 642.500,
De kapconstructie werd in onderdelen op het „Eta
blissement Fijenoord" vervaardigd en per trein naar
Amsterdam vervoerd.
De Nederlandsche Stoomboot Maatschappij con
tracteerde op 14 april 1885 met de Hollandsche
IJzeren Spoorweg Maatschappij, dat de laatste het
alleenvervoer van al het verwerkte staal en ijzer
vanaf het station Rotterdam-Feijenoord naar Am
sterdam zou verzorgen.
Om een indruk te geven van de omvang van deze
opdracht kan worden vermeld, dat eind 1885
752.803 kg materiaal te Amsterdam was aangeko
men en dat alleen al in januari 1886 nog 120.045
kg volgde. Hierbij kwam nog een gewicht van
30.000 kg aan moerbouten en klinknagels, zodat in
die maand totaal 903 ton materiaal door „Fijenoord"
was afgeleverd.
Uit een brief gedateerd 13 juni 1885 blijkt, dat
op die datum de onderbouw van het station zover
gereed was, dat begonnen kon worden met het
opstellen van de overkapping.
Werkzaamheden, die buiten het contract vielen
werden op basis van regie verrekend en het is in
teressant een vergelijking te maken met het huidige
prijspeil.
Geleverde materialen werden tegen de volgende
eenheidsprijzen verrekend:
ijzer, getrokken 0,20 per kg.
ijzer, gesmeed 0,25 per kg.
ijzer, gegoten 0,14 per kg.
gietstaal 0,20 per kg.
Voor een arbeidsuur van een timmerman werd
0,20 in rekening gebracht, voor een bankwerker
0,26, terwijl dit voor een sjouwer slechts 0,13
bedroeg.
Een tekenaar verdiende 80,- a 85,- per maand.
De werktijd was als volgt geregeld:
Men begon 's morgens om zeven uur en werkte tot
half twaalf. Daarna een half uur schafttijd tot
twaalf uur. Afhankelijk van het feit of het een
donkere of een heldere dag was werden de werk
zaamheden om vier uur of half vijf beëindigd.
Tot eind 1885 verliep het project naar wens, doch
in het begin van 1886 begonnen de moeilijkheden.
Gedurende de eerste dagen van januari constateerde
men steeds meer afwijkingen bij het stellen van de
staalconstructie en een nader onderzoek wees uit,
dat de onderbouw aan de IJ-zijde aan verzakking
onderhevig was.
Deze laatste bleek in de richting van het IJ 20 mm
uit het lood te staan.
Speciale voorzieningen werden overwogen en de
uitvoerder van de werf meldde aan zijn chef te
Rotterdam:
„Er zal iets moeten gebeuren, want de boel gaat
de kelder in".
Begin februari werd overeengekomen, dat de op
zichters gemeenschappelijk waarnemingen zouden
verrichten en deze in een rapport vastleggen. Men
constateerde grote afwijkingen en verzocht „Fijenoord"
vulplaten onder de spanten aan te brengen om de
hoogte-verschillen te compenseren.
De werf stelde echter, dat deze extra werkzaamhe
den buiten de aanneemsom vielen en vroeg om een
schriftelijke opdracht.
Na een korte onderbreking mocht het stellen van
de spanten op 11 februari weer worden voortgezet,
15