De kinderboot
Lapland Lapland
De meester van de zesde klas was verleden jaar in
de vakantie naar de Lappen in Lapland geweest.
Daar had hij een tijdlang rondgezworven. Hij had
in het hoge noorden van Finland en Noorwegen
met de bewoners lief en leed gedeeld. Hij had hen
gevolgd op hun zwerftochten achter hun rendieren
aan. Want Lappen zijn nomaden
En wanneer meester zin had, vertelde hij in de klas
van zijn avonturen. Zo zou hij vanmorgen vertellen
van een geweldige kudde rendieren die hij op een
dag had zien zwemmen. De klas was muisstil ge
worden toen hij begon.
„Padjel vari, nana zei meester geheimzinnig.
De leerlingen keken verbaasd. Wat zou dat bete
kenen?
„Dat heeft een Lappenjongen me geleerd. Hij
heette Kek, en was een goede vriend van me," ver
volgde de meester. „Het is Laps en wil zeggen:
Over de bergen trekt onze kudde voort. Het zijn
zowat de enige woorden die ik van dat taaltje heb
onthouden. Ik zal ze echter nooit meer vergeten.
Want Kek heeft me het zinnetje geleerd, toen hij
me in het gebergte bij een groep Lappen had ge
bracht, die met hun hele kudde op weg was naar
de kust. Dat was me een verrassing. In een breed
dal was, voorzover ik zien kon, één grote massa
rendieren. Ik kon ze natuurlijk niet tellen, maar
ik geloof wel dat het er vele duizenden waren.
We hadden er echter allang naar gezocht. Dagen
lang hadden we rondgezworven, over heuvels en
bergkammen, door dal en moeras. Tenslotte waren
we de grens overgegaan en in Noorwegen terecht
gekomen. Lappen kijken niet naar grenzen. Die
volgen hun kudde rendieren maar en die trekt ver
der, zodra het weinige mos is opgegraasd op de plaat
sen waar ze langs komen.
Op een morgen hadden we ze eindelijk ontdekt:
vele Lappenfamilies met hun ganse bezit, tijdens
de jaarlijkse zomertrek naar de kustvlakten.
Rondom een fjord hadden ze hun kamp opgeslagen.
Middenin de fjord lag, ruim drie kilometer uit de
kust, een eiland. Daarheen moesten de rendieren
En er was maar één weg; ze moesten zwemmen.
Een oud vrouwtje had ons de weg naar de kudde
gewezen. Het mensje woonde onder een rots, in de
grond, doodgewoon. Zij zelf bleef daar op de terug
keer van haar volk wachten. Zij was te oud om nog
mee op reis te gaan, die honderden kilometers ver.
„Als jullie vlug zijn, zullen jullie wat beleven, de
hele kudde moet naar het eiland: zwemmend!" zei
ze mummelend.
Wat we toen gezien hebben, was de dagenlange
vermoeiende tocht door ijzige wind en over
sneeuwvelden zeker waard. De overtocht van de
zwemmende rendieren was onvergetelijk.
Stel jullie dat maar eens voor. Duizenden dieren.
Daarbij een veertigtal Lappen. De dieren zijn ech
ter de hoofdzaak. Allemaal moeten ze de drie kilo
meter naar het eiland zwemmen. Pas de volgende
herfst keren ze dan terug.
Het eiland is kaal en dor, net als die Noorse pro
vincie, die Finmarken heet. Maar voor de dieren
blijft altijd nog mos genoeg over om een zomer
lang van te leven. Vers mos zo van onder de
sneeuw vandaan. Rendieren kunnen dat, dank zij
hun brede gerande hoeven, die diep gespleten zijn.
Als echte hakmessen kunnen ze er mee te werk
gaan, kappen en graven. En hun tweede en vijfde
23