heb. Het is een fabel, maar het komt helaas al
te veel voor:
Een duizendpoot wendt zich tot de wijze uil
met de vraag: „Wat moet ik doen tegen de pijn
in mijn duizend voeten?" De uil denkt diep na
en zegt na enige tijd: „Je moet een vogeltje
worden, dan heb je maar twee voeten en als je
moe wordt, ga je vliegen". „Een goede raad
wijze uil", zegt de duizendpoot, „maar hoe
word ik een vogeltje?" „Ja kijk eens", zegt de
wijze uil, „ik houd mij alleen maar met de gro
te lijnen bezig". Commentaar overbodig.
Zijn er nog meer mogelijkheden? Jawel!
Ten eerste moet men erg nuchter zijn. We heb
ben met mensen te doen, doch als de baas zelf
mens blijft, is er zeker wat te bereiken. Men
moet als baas - wat het werk betreft - ook kun
nen aanvoelen, wat de mensen graag zouden
doen. Laat hen dat ook doen! De baas zal de
mensen echter moeten leren, dat er ook minder
prettig werk is, wat ook gedaan moet worden.
Dit kan gelukken en het is tevens de kern van
het probleem. Zij moeten kunnen aanvoelen,
dat je hun als baas er doorheen wilt helpen, om
zo op een hoger plan te komen.
Eén van de hoofdzaken is, dat baas noch arbei
der elkaar in de menselijke verhoudingen mo
gen aantasten. Het woord vertrouwen is veel
gebruikt, maar altijd nog zó, dat het aange
kweekt moet worden. Probeer het nooit af te
dwingen
Doch hoe krijg ik de mensen er toe, mij hun
vertrouwen te schenken Moet ik toegevend
zijn, conflicten uit de weg gaan, de weg van
de minste weerstand kiezen, streng en onge
naakbaar zijn voor de mensen, die onder mij
werken, heel onderdanig zijn voor mijn chef,
om geen ander woord te gebruiken?
Daar win je geen vertrouwen mee, noch naar
boven, noch naar beneden.
Ik heb over de duizendpoot geschreven, hier
komt er nog wat van! De baas moet hart voor
zijn mensen hebben, hij moet rechtvaardig zijn,
vakkundig van alles op de hoogte, hij moet lei
der kunnen zijn, doch bovenal, hij moet dit in
praktijk brengen!
Zien de mensen dat hij dat inderdaad doet, dan
is de kans gekomen, of beter, zij kan komen, dat
je als baas een beroep kunt doen op de rede
lijkheid van de mensen.
De baas moet een goede sfeer kunnen schep
pen, dit is algemeen belang. Hij moet met kri
tiek durven komen, maar moet dit ook zelf
durven horen. Hij moet het geheel zó stimule
ren, dat de één naar de ander wil luisteren.
Héél belangrijk is: altijd te zeggen wat men
meent en altijd te menen wat men zegt! Dit
kan soms keihard zijn, doch het is beter dan de
mensen met een kluitje in het riet te sturen.
Toegegeven, gemakkelijk is dat niet altijd! Het
is van belang hoe de baas het zegt en wat hij
zegt. Hier komt nog wat om de hoek kijken:
zelfdiscipline. Dit is een eerste vereiste voor
iemand, die leiding moet geven. Ik ben mis
schien idealistisch, doch om tot vertrouwen te
komen, zal er toch gewerkt moeten worden
door degene, die dat vertrouwen nodig heeft.
3) „Wat vind ik als baas dat mijn chef zou
moeten denken en doen zodat ik hem mijn vol
ledig vertrouwen kan geven?"
Mijn chef moet denken dat ik voor mijn taak
berekend ben. Dat is nogal wat! Maar men
moet het toch zo durven stellen, zonder daarbij
aan overschatting te denken. Uit de daden van
mijn chef zal moeten blijken, of ik hem mijn
vertrouwen kan schenken. Een chef moet zich
nooit met dingen bemoeien, die speciaal op het
terrein van de baas liggen. Als er wrijving ont
staat tussen baas en chef wreekt zich dit in de
afdeling.
Zo kunnen er dingen zijn op het gebied van
werkclassificatie en loonsystematiek, waarover
je als baas niet goed ingelicht denkt te zijn. Dat
behoeft geen moedwil te zijn, maar het werkt
beslist niet in de goede richting, n.l. de rich
ting tot het winnen van vertrouwen.
De heer C. Borsje, voorzitter van de jury,
feliciteert de heer C. van Dalen.