Plezier nu het werk
Zilverbekjes
Aidemosyne- cantans
De eerste reactie naar aanleiding van de in ons vorig
nummer gedane oproep is binnen. Zij is van de heer
P. C. de Grauw, die als voorman-machinist op de
werf Rotterdam werkzaam is, en zich in zijn vrije tijd
als hobby met alle soorten vogels bezig houdt.
Dat de heer de Grauw in de loop der jaren een be
paalde deskundigheid heeft verkregen, komt wel tot
uiting door zijn benoeming tot nationaal en internatio
naal keurmeester voor tropische vogels, parkieten,
wildzang en bastaarden. Daarnaast bezit hij een grote
kweekervaring.
In een gesprek dat wij met de heer De Grauw had
den, bleek wel zijn grote bereidheid anderen op het
gebied van zijn hobby behulpzaam te zijn en daarom
noemen wij gaarne zijn adres: Frankendaal 61, Rot
terdam (tel. 010-196240).
Als eerste bijdrage volgt een verhandeling over de
zilverbekjes. De Redactie
Als je wilt beginnen met het houden, eventueel kwe
ken van tropische vogeltjes, is het van groot belang,
dat er net als bij iedere hobby, niet te hoog gegre
pen wordt en daarom zijn deze kleine exoten juist
zo bijzonder geschikt voor de beginner.
Ze zijn in haast elke vogelhandel te koop en de prijs
ervan is gelijk aan die van een paar pakjes siga
retten. Ze zijn afkomstig uit Afrika, om precies te
zijn de kant van Senegal en hun kleur is van boven
lichtbruin, van onderen geelwit, de pootjes en onder
snavel blauwig grijs, terwijl hun bovensnavel donker
der is en hun staart zwartbruin. Ze passen zich heel
vlot aan in volière of ruime kooi en zijn bijzonder
verdraagzaam betreffende soortgenoten. Het geslachts-
onderscheid is zo direct niet te bepalen en alleen
specialisten herkennen de roep. Maar het meest dui
delijke bewijs of u een paartje bezit, dat is de zang,
want het popje zingt niet. De zang van het mannetje
is zacht en melodieus, terwijl hij dan grappig op en
neer hipt, liefst met in zijn bek een lange grashalm;
deze paringsdans noemt men balsen.
Spoedig daarna is er vaak een nestje klaar en bij
voorkeur nemen zij een gesloten nestbakje met een
invlieggat van pl.m. 4 cm; de afmetingen van het
kastje zijn pl.m. 10 X 10 en 15 cm hoog.
Van binnen wordt het gestoffeerd met fijn gras,
veertjes enz. en spoedig liggen daarin 4 a 6 eitjes wit
van kleur. Het is aan te bevelen het dekseltje van het
nest afneembaar te maken in verband met eventuele
controle. Maar stelt u die controle uit tot een 14 dagen
na het broed-begin, want dan zijn de jongen er en
dan begint de zware taak voor de ouders om de hon
gerige magen te vullen. Het is buitengewoon interes
sant als u vanuit uw stoel een dergelijk stukje natuur
ziet gebeuren. De eerste dagen merkt u er niet veel
van, maar naarmate de jonge vogels groeien, vliegen
de ouders met voedsel af en aan. En het is dan zaak
dat u behalve het normale tropenzaadmengsel een
stukje geweekt brood en wat groen bijvoert, ofschoon
mijn ervaring is dat ze weinig groen eten en het be
ter is wat geweekt of gekiemd zaad extra te geven.
De jongen zijn de eerste dagen kaal en zwart van
kleur met een dikke witte rand om de snavel, welke
dient om in het vrij duistere nestje de ouders te to
nen waar gevoederd moet worden.
Vrij spoedig vliegen de jongen uit en jakkeren achter
de ouders aan. Onophoudelijk bedelen zij om voer
door zich plat op de grond te drukken en hun kop
met geopende snavel een kwartslag naar boven te
draaien. (Deze tafereeltjes zijn ook bijzonder aardig
voor de liefhebbers van fotografie.)
Na een week of vier zijn zij zelfstandig en meestal zit
het popje weer op een volgend broedsel, terwijl de
jongen dan al moeilijk van de oude zijn te onder
scheiden en neemt u rustig aan, dat als u een ware
liefhebber bent u van deze eigen kweek vaak heel
moeilijk afstand kunt doen. P. C. de Grauw.
17