«Plezier na het werk Zebra's fokken J Menigeen zal bij dit opschrift denken, dat je daar voor in Afrika of in een dierenpark moet zijn. Maar niets is minder waar, want vogelliefhebbers weten allemaal dat met die afkorting een vogeltje bedoeld wordt, dat in de vakliteratuur heet Taeniopyga - Castanotis en ook wel zebravinkje wordt genoemd. Vooral bij de beginnende liefhebbers zijn deze kleine Australische prachtvinkjes buitengewoon po pulair, niet alleen om hun verenpracht maar ook omdat zij zich snel vermenigvuldigen. Het is vaak aardig om aspirant fokkers te zien cijferen; dat gaat zo ongeveer 6 eitjes per broed- ronde, 3 a 4 broedronden per jaar, maakt aan het einde van een broedseizoen 24 jonge vogels. Maar dat gaat even anders; allereerst even een korte beschrijving van de vogel waar wij het over heb ben, te beginnen bij de man: lengte pl.m. IOV2 cm, grijs op de kop en de rug, op de bovenborst grijs zwarte streepjes, aan de onderzijde afgezet met een vaak onregelmatige zwarte band, daaronder crème kleurig wit, oranje kaakvlekken, flanken kastanje bruin met witte stippen en de staart zwart met 4 a 5 regelmatige witte bandjes, de snavel is koraal rood. Het wijfje (popje genoemd door de fokkers) is minder spectaculair als de man, zij heeft wel de koraalrode snavel en oranje pootjes en ook de zwart-wit geblokte staart, maar is voor de rest grijs met geelwitte onderbuik. Het land van herkomst is Australië, waar zij in zwermen leven en broeden en zich voeden met on rijpe graszaden en gierst. In de volière geeft men ze het beste gewoon tro pisch zaad, dat is meestal een mengsel van senegal- gierst en witzaad en voor de variatie geeft u een stukje groen b.v. andijvie of sla en af en toe een stukje brood in melk of water vochtig gemaakt. Hier broeden zij in kooi of volière bij voorkeur in een gesloten nestblokje, dat zij bijzonder actief tot de nok toe volslepen met alles wat zij maar te pak ken kunnen krijgen, bij voorkeur gedroogd gras, vezeltjes, veertjes, enz. Het gebeurt wel, als zo'n nest naderhand wordt leeggehaald, dat er als het ware een berg ontstaat van nestmateriaal, die vele malen groter is dan het nestblok. Het paren gaat vergezeld van een vrij eentonig getrompetter, wat de man overigens toch wel doet en voor sommige mensen soms irriterend is. Nu blijkt ook, dat de kleurige tekening van het mannetje een functie heeft, want als hij zijn pa ringsdans uitvoert, laat hij beurtelings linker en rechterzijde aan het popje zien, en demonstreert als het ware zijn man-zijn. Het is ook bekend, dat bij het fokken van kleur- mutaties, waarbij de tekening ontbreekt, het fokken lang zo eenvoudig niet is en de prijs van zo'n kleurmutatie is dan ook vaak het drievoudige van een naturelkleurige. De broedtijd is ongeveer 12 dagen en ook hier het advies: overal afblijven! Pen enkele aanraking van de eitjes of het in de hand nemen van het nestblokje kan tot gevolg hebben, dat het broedsel verstoord wordt, zodat de ouders het in de steek laten. Zijn de jongen er eenmaal, dan zijn de ouders min der gevoelig voor storing. De jongen zijn donker van kleur en bedekt met grijs dons en na ongeveer drie weken vliegen zij al snaterend achter de ouders aan, terwijl zij steeds maar door om voedsel blijven vragen. In de eerste week na het uitvliegen voeren man en pop samen, maar langzaamaan wordt deze taak alleen nog door de man gedaan, terwijl het popje alweer broedneigingen gaat vertonen. Na ongeveer zes weken zijn de jongen zelfstandig, men merkt dan ook, dat hun snaveltjes die eerst zwart waren, langzaam beginnen rood te kleuren en als u ze in een kooi fokt, is het aanbevelens waardig om ze dan van de ouders te scheiden. De ouders hebben dan meestal een volgend nest al weer klaar en soms zijn de eerste eitjes er zelfs al. P. C. de Grauw

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Wilton Fijenoord Nieuws | 1964 | | pagina 22