Het porseleinen schoteltje DOOR JOH. W. VEEKEN-BAKKER Naast het Amerikaanse Veldhospitaal waren twee barakken gebouwd, een voor de zieke vluchtelingen en een voor de kinderen die zwervend en jammerend op de weg waren aangetroffen, na de laatste ver schrikkelijke beschieting. In de verste hoek van de kinderbarak stond een scherm rondom het voeteneind van een bed; boven dien had zuster Hetty het katoenen gordijn tussen dit en 't naaste ledige ledikantje nog toegetrokken. Zo lag de kleine Tai-no nu daar, rustig afgezonderd, als in een kamertje van haar alleen. Niemand kwam haar storen, behalve zuster Hetty en de kleine dokter met zijn bevlekte witte jas en zijn donkere bril. 't Geschuifel en geschrei van de andere kinderen drong maar gedempt tot haar door, ook al vanwege het verband om haar gewond hoofdje. Wat staken die windsels krijtwit af tegen het gele gezichtje en 't glanzend-zwarte ponnyhaar daarboven. Tai-no was altijd moe als de lange nacht vol pijn en benauwde dromen voorbij was; ja zelfs het weldadige lauwe afsponzen vroeg in de morgen vermoeide haar, evenals het onderzoeken en opnieuw verbinden van haar gekneusde arm en de vreselijke wonden aan haar machteloze beentjes. Als zuster Hetty eindelijk, ein delijk met haar klaar was, vielen haar ogen vanzelf weer toe, haast nog eer zuster haar voorzichtig tegen de kussens vlijde. Dan sliep ze half en half tot zuster haar kwam voe ren; als haar mondje uitgewassen was met iets dat zacht aanvoelde, zacht, 'koel en fris, schoof een man nenhand het witte gordijn op zij 't was de kleine dokter die naar haar kwam kijken. In zijn ogen achter de donkere brilleglazen flikkerde een lachje; iedere morgen speelde hij zijn vast spelle tje met haar. Dat ging zo: eerst nam hij Tai-no's on- bezeerd handje en legde dat op het dek; dan ging hij rechtop staan als een man van gewicht, tikte drie maal op zijn borst en zei komisch-plechtig: „Doe. torJim." Daarna knikte hij zuster Hetty toe, die ook haar vinger op de bovenrand van haar schort leg de en zich met haar lage donkere stem bekend maakte: .Sister Hetty!" Dan wachtten ze altebei glimlachend. En langzaam, langzaam kwam de kleine hand van de sprei omhoog, wees op het smalte borstje nauwe lijks hoorbaar zei de hese kinderstem: „Tai-no!" Zo was dokter Jim er achter gekomen hoe Tai-no heette. Hij en zuster Hetty meenden wel dat ze onge veer acht jaar moest wezen, toen John Bates, de Ame rikaanse korporaal haar in zijn eigen bemodderde jas gewikkeld op zijn armen het hospitaal bin nendroeg en voor dokter Jim op de eerste de beste soldatenbrits neerlegde. „A little Yap!" had dokter Jim gemompeld, na zijn eerste voorlopig onderzoek, „poor mite a hopeless case." Maar nu lag ze in een bed - zoals ze nog nooit ge kend had; vreemde blanke mensen verzorgden haar in plaats van „De oude Eerwaardige". (Dit was de naam waarmee de buren en dorpsgenoten haar Groot vader altijd aanspraken). O ja, Grootvader was oud, stokoud; zijn dunne haren waren wit en zijn knokige benen bijna zonder kracht. Hij en Tai-no's ouders hadden zich bij de vlucht uit hun brandende hut nog met het kind op een jeep gehesen, maar die werd onderweg over- en overvol, zodat de oude man en het kind te ver naar de rand gedrongen er bij een scherpe bocht af vielen. Dit was het enige wat Tai-no zich kon herinneren. Hoe het met Vader en Moeder en De oude Eerwaar dige gegaan was? Alleen John Bates wist dat; hij had maar al te goed de grote grijze monstervogels gezien die hun bommenlast op de landwegen uit wierpen niemand kon aan de vernietiging ont snappen, hoe razend snel hij ook reed. Hij ook had, strompelend door 't rokend puin, de volgende dag een klagelijk kreunen gehoord daar lag een oude dode man naast een kind in een vaal gescheurd ki- mono-tje dat kind leefde en ademde nog. Zijn eigen kleine Kate was hem voor de geest geko men, Katy, zo veilig thuis bij Moeder Ann in het huisje in Toronto. Zelf hinkend op een verwonde voet had hij Tai-no opgenomen en naar 't hospitaal gebracht. Als hij maar even kon, gluurde hij om een plooi van 't gordijn en 55

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Wilton Fijenoord Nieuws | 1965 | | pagina 57