Een bladluizenlied Kinderboot Een bladluiskind ging naar zijn moe en vroeg heel zachtjes: Moeder, hoe hoe kómt het toch dat ze nooit zingen van luizen en van luizenkinderen Ik hoor zo vaak de mooiste liedjes van kikkertjes en karekieljes, over marmotjes of witte muizen, maar nóóit over luizen!" ,,Mijn kind," zei moeder, „je hebt gelijk ze zijn ons liever kwijt dan rijk ze maken versjes bij dozijnen over de hazen en de konijnen, over de motten en de mieren - noem ze maar op - over alle dieren, maar óns moeten ze altijd verguizen want wij zijn maar luizen. Ze kunnen ons missen, maar kan 't je wat schelen? Ga nou maar fijn in het zonnetje spelen, haal al je vriendjes maar en je vriendinnen en als het gaat regenen, kom je maar binnen. Wat zal je je druk maken om zo'n versje.' Hier! Kijk eens mijn kind, een luizekersje en hoor je de wind in de bomen suizen? Dat is ook voor de luizen! En zie eens dat stammetje daar van het berkje en ruik je de roosjes wel, hier in het perkje? Proef de blaadjes eens van de li gust er heg, die zijn toch maar fijn voor de luizen, zeg! De mensen, met hun zure gezichten maken nu eenmaal geen luizegedichten en als je me vraagt kind, waarom, waarom? dan zeg ik je dit: ZE ZIJN TE DOM! tekst: Cony W. Bossema illustratie: Anne Mieke van Ogtrop

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Wilton Fijenoord Nieuws | 1965 | | pagina 24