Z.E. Minister Den Uyl tijdens zijn redevoering.
Terug naar de droge tent
Intussen had de Prins, na een poosje het water
geweld gadegeslagen te hebben, de dokdeur weer
verlaten en zich in de richting van de ontvangsttent
begeven, waarheen daarna ook alle overige gasten
terugkeerden. Op weg daarheen bezichtigde Zijne
Koninklijke Hoogheid, onder leiding van de heer
C. H. Meeuwisse, directeur van W.F., nog het be
dieningshuis van het dok, de pompkamer en de
leidingtunnel. Ook de dokmeester en enkele andere
heren, die hetzij dagelijks bij de bouw van het dok
betrokken zijn geweest, hetzij bij het dokken der
schepen werkzaam zullen zijn, waren hierbij aan
wezig. Daarna werd langs de W.F.-Harmonie, die
langzamerhand uitstekend weet, hoe je in de stro
mende regen tóch goed, opgewekt en welluidend
musiceren kunt, en via een expositie van enige
werkstukken van leerlingen der bedrijfsschool,
waarvoor de Prins veel belangstelling toonde, snel
naar de droge beschutting van de ontvangsttent
gelopen.
De garderobe was daar intussen gevuld met onge
veer 500 natte jassen en ruim 200 druipende para
plu's. Zodra ook de Prins zich onder de gasten had
gemengd, waar hij al gauw huiselijk zijn pijp stopte
en opstak, werd de erewijn rondgediend en dronk
het gezelschap geanimeerd op het succes van het
nieuwe dok.
De minister spreekt
Aangekondigd door de heer Woltjer, betrad om
12 uur de minister van Economische Zaken, Zijne
Excellentie drs. J. M. den Uyl, het spreekgestoelte,
om allereerst, onder grote hilariteit, te constateren,
dat het dok „dank zij de medewerking van het he
melwater bijzonder snel volliep". Daarna vervolgde
de minister:
„Dit is een belangrijke gebeurtenis, want het gaat
om een dok, waarvan men wat capaciteit en doel
treffendheid betreft zijn gelijke in West-Europa
maar enkele vindt. Het is ook een heuglijke ge
beurtenis, omdat de bouw van dit dok, dat een zeer
omvangrijke investering heeft gevergd, mag wor
den gezien als een baken in de woelige zee, waarin
zich de nationale scheepsbouw bevindt.
8