vlot." Een woord van waardering voor de goede samenwerking tussen Nieuwbouw en Reparatie mag hier wel worden uitgesproken. Bovendien kon men in het perscommuniqué lezen, dat WF reeds met de bouw van die nieuwe secties was begonnen, voordat het rampschip, dat door een felle brand geteisterd was, op 31 augustus 1966 bij onze werf aankwam. Dit was mogelijk, doordat we beschikten over de tekeningen van Verolme. Op deze werf is het schip namelijk in 1964 gebouwd. Door de aanvaring was een groot gat in de huid aan BB-zijde ontstaan en aan dezelfde zijde boven de waterlijn het staal werk verbogen als gevolg van de daardoor ontstane brand. Er moest hier een kleine 1003 ton staal vernieuwd worden. Daar naast was er ongeveer 600 ton staal nodig voor een nieuw dekhuis. Het bovendeel van de machineka mer viel eveneens onder deze reparatiewerkzaam heden. Det Norske Veritas oordeelde nog een ver nieuwing van ongeveer 180 ton staal noodzakelijk ter plaatse van de ladingtanks. Ook de stuurmachine met het roer werden uitge nomen en nagezien. De hoofdmotor kreeg een grondige beurt en de electrische bekabeling in de machinekamer werd vernieuwd. In opdracht van de rederij werden voorzieningen getroffen om het schip geclassificeerd te krijgen voor het varen met een grotere diepgang. Dit komt neer op een lading vergroting van ongveer 3000 m3 tot 69.500 m3. Een verslaggever: „Er is heel wat staal voor dit werk nodig geweest, zo'n 1600 ton. Kan je daar een schip van bouwen?" De heren Meeuwisse en Keetbaas kijken elkaar aan en knikken. De eerste zegt: „Ja, dat zou kunnen. Een schip van 5.000 a 6.000 dwt." Later gaat het gezelschap opweg naar de „MOSLI" voor een bezichtiging. Kapitein Jacobsen zorgt voor een hartelijke ontvangst en leidt de persmensen rond, samen met de heer Van Oppen, die de lei ding van de reparatie heeft gehad. Verhalen komen los. Zo ook over een Deens bemanningslid, dat vlak na het ongeluk - het was al het derde, dat hem over kwam - vroeg: „Is er al een nieuw schip voor me, ik wil weer varen Op de fraaie brug vertelt de kapitein: „Daar aan bakboord ontstond na de aanvaring met de Griekse tanker „Marietta Nomikos" op 13 juli 1966 ter hoogte van de Portugese kust de brand. De eerste stuurman had nog de tegenwoordigheid van geest het schip zó te draaien, dat de wind uit richting stuurboord blies. De vlammen werden dus van het schip afgeblazen. Hij deed dit om de bemanning aan stuurboord veilig van het schip af te krijgen. Later is gebleken, dat dit ook het behoud van de tanker is geweest". Voorts werd er nog vurig gewenst, dat dit de laat ste keer zou zijn, dat de „MOSLI" bij WF zou lig gen. „Het mag wel, maar dan alleen voor een on derhoudsbeurt", merkte de superintendent uit Noor wegen op. „Want vóór deze aanvaring had dit schip er al één gehad en het is toen eveneens bij WF gerepareerd". Hij was bijzonder ingenomen met de vernieuwde tanker. „Hoe vindt u de plastic-bekleding langs de wanden?" vroeg hij. „Heel mooi", stemde ik in. Hij triomfantelijk: „Die komt uit Noorwegen „Tja, wij hebben betere schaatsers", zei ik, zo gauw geen antwoord wetend. Na afloop van de bijeen komst gaf hij de raad: „Schrijf maar in het blad, dat het schip toch sneller gaat dan de schaatsers". „De Hollandse of de Noorse", wilde ik volledig heidshalve weten. Hij lachte en zag zichzelf in het Bislet-stadion op de heer C. Keyzer's roep: „Heya, Keessie De gymnastiekzaal. Salon van de kapitein. Aan de wand de door leerlingen van onze bedrijfsschool vervaardigde decoratie. 2

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Wilton Fijenoord Nieuws | 1967 | | pagina 4