Bronswerk-
Fijenoord-
Chemiebouw
v.o.f.
Synthese
radiotelescoop
Westerbork (III)
I
OFFICIËLE MEDEDELING
In de vorm van een vennootschap
onder firma zullen vanaf 1 septem
ber 1967 onder de naam Bronswerk-
Fijenoord-Chemiebouw de activitei
ten worden gebundeld van de Plaat-
wellerij in Velsen en Hoensbroek,
Bronswerk-Fijenoord afdeling pijplei
dingen in Amsterdam, Rotterdam en
Vlissingen en Wilfijn Constructie
Maatschappij in Rotterdam. Het Cen
trale kantoor zal in Velsen worden
gevestigd.
De directie zal worden gevoerd door
de heren G. Hiemstra (ontwerp en
constructiebureaus), J. de Kan, (al
gemene zaken, administratie, perso
neelsbeleid, inkoop), ir G. J. Kluck
(produktie, magazijnen, fabrieksin-
vesteringen), J. B. Krijthe (montage
afdelingen, montagemagazijnen, in
vesteringen, montagegereedschap)
en A. A. R. Starink (verkoopafdelin
gen, acquisitie, calculatie-afdelin
gen). Genoemde personen blijven
voorlopig hun tegenwoordige func
ties vervullen, maar daarnaast zul
len zij zich in toenemende mate
gaan wijden aan coördinatie, die
voortvloeit uit de aangegeven taak
verdeling.
De heer K. Zuidervaart zal optreden
als directiesecretaris, die tevens
zorgt voor het coördineren van het
ontwikkelingswerk en het onderhou
den van het contact met Brons
werk-Fijenoord International.
De activiteiten van de regionale af
delingen worden onverminderd
voortgezet. Aanvragen en opdrach
ten van grotere omvang zullen cen
traal worden behandeld. Om te voor
komen, dat in de groep tegenge
stelde belangen ontstaan, worden
de financiële resultaten en budget
ten samengevoegd.
Door de concentratie zal de nieuwe
groep sneller en efficiënter kunnen
werken en beter in staat zijn gecom
bineerde projecten - eventueel ook
in het buitenland - onder centrale
leiding uit te voeren. Aan de ont
wikkeling van eigen produkten en
aan proceskennis zal meer dan tot
dusverre aandacht worden besteed.
De export van produkten en instal
laties zal worden gestimuleerd.
Met deze reorganisatie is opnieuw
een stap gezet op de weg naar
vereenvoudiging van de structuur
van Bronswerk-Fijenoord N.V.
(Overgenomen uit 'Beeld en Woord'
bij Bronswerk-Fijenoord)
Het moeilijkste probleem zijn de
zeer hoge eisen die aan de precisie
van de reflectoren gesteld worden.
Om een goede afbeelding te krijgen
moeten de gevaarten van 25 meter
middellijn binnen een nauwkeurig
heid van pl.m. 1 millimeter op één
lijn staan, en daarop blijven staan,
terwijl ze de dagelijkse beweging
van de hemel van oost naar west
volgen. Het fijne metaalgaas dat
het spiegeloppervlak voor de radio
golven vormt, mag daarbij in geen
enkele stand van de reflector meer
dan hoogstens 2 of 3 millimeters
van de voorgeschreven vorm af
wijken.
De verrijdbare telescopen kunnen
iedere dag op andere plaatsen ge
zet worden. Het doel van deze ver
plaatsingen is om de grote „gapin
gen" tussen de 150 meter van el
kaar opgestelde vaste telescopen
op te vullen. Ik wil nu niet ingaan
op de manier waarop zij dit doen,
maar er slechts op wijzen dat ten
gevolge van deze complicatie een
volledige waarneming van een he-
melgebied van een halve graad
diameter tussen 3 en 6 dagen in
beslag zal nemen. Het zal echter
niet altijd nodig zijn een geheel
volledig beeld te krijgen, zodat in
verschillende gevallen met een veel
kortere waarneemtijd volstaan kan
worden.
Wat hopen wij er in de toekomst
mee waar te nemen?
Het gebied van onderzoek dat de
nieuwe telescoop kan bestrijken is
groot en rijk. In zijn eerste stadium
zal het instrument vooral uitgerust
zijn voor de meting van de struc
tuur van de z.g. radiostelsels of
radiobronnen en voor het onder
zoek van de radiostraling die door
normale sterrenstelsels of spiraal
nevels, zoals de Andromeda-nevel
of de op figuur 1 afgebeelde spi
raalnevel Messier 51, uitgezonden
wordt.
Deze straling is van dezelfde aard
als die welke uit de echte radio-
bronnen en uit de geheimzinnige
quasars komt, alleen is zij in deze
echte bronnen zeer veel, soms tot
millioen maal, sterker.
Figuur 2 geeft een afbeelding van
zo'n radiobron, in het sterrenbeeld
Perseus. Dit grote stelsel van ster
ren en gas (een zwerm van onge
veer een billioen zonnen), heeft een
heel vreemde structuur, die er op
wijst dat het in een astronomisch
gesproken recent verleden onder
hevig geweest moet zijn aan een
„explosie", die zó hevig was dat zij
practisch al het gas in het enorme
stelsel meegesleept heeft. Dit spi
raalstelsel is de helderste sterren-
zwerm in een z.g. „cluster" van
sterrenstelsels, waarvan men op de
bovenste helft van de plaat een
aantal als nevelige vlekjes kan zien.
Als radiobron is de Perseusbron
slechts van matige sterkte. De wer
kelijk sterke bronnen staan steeds
op zo grote afstanden dat slechts
een heel vaag beeld van hun struc
tuur verkregen kan worden. Mis
schien zal het onderzoek van de
radiostructuur van enige nabije
„normale" stelsels, zoals dit met
de Synthese Telescoop bijvoorbeeld
bij het sterrenstelsel Messier 51
mogelijk is, ons wat verder kunnen
brengen in het begrijpen van de
oorzaak der radiostraling.
Door de enorme intensiteit van hun
radiostraling zijn de radiostelsels
en quasars bij uitstek geschikt om
tot op de grote afstanden in het
heelal door te dringen. Reeds zijn
afstanden van de orde van tien
milliard „lichtjaren" bericht. Gedu
rende de eerste jaren zal waar
schijnlijk een belangrijk deel van
de waarneemtijd met het nieuwe
instrument besteed worden aan het
onderzoek van de structuur van het
heelal en aan het daarmee onver
brekelijk verbonden probleem van
de ontstaangeschiedenis en evolu
tie van het heelal.
Zodra de ergste kinderziekten van
de telescoop en van de eerste ont
vanger voorbij zijn, is het de bedoe
ling om het instrument ook uit te
rusten met een meer ingewikkelde
11