DEKHUIZEN „RIG" 14 W.
C. DE SCHRIJVER BOUWT BOTEN VAN AFVAL
Dekhuizen in wording.
Deze foto werd op 2 augustus ge
nomen op Helling 6, waar de stalen
transportabele dekhuizen voor "Rig
14" van Rimrock Tidelands verrijzen.
Het helicopterdek was nog niet op
het drie verdiepingen hoge akkom-
modatie-dekhuis aangebracht.
In beide machinedekhuizen wordt
de door de opdrachtgever te leve
ren apparatuur geïnstalleerd en te
vens zal de boorinstallatie op de
helling worden opgesteld.
Na de beproevingen zullen de drie
dekhuizen met behulp van vetsle-
den naar het ondereinde van de
helling worden geschoven. Een drij
vende bok zal ze vervolgens op een
zeegaande ponton plaatsen.
De uiteindelijke bestemming is een
vast platform in de Noordzee.
,,Als je me vraagt, hoeveel heeft zo'n boot je nu
gekost, dan moet ik zeggen: niet veel, pakweg
1,75 of 2,-. Ik heb er eigenlijk allemaal afval
voor gebruikt. De kosten gaan pas later komen.
Voor de radiografische besturing, en zo".
We zijn in Hal HK van Machinefabriek II op de
werf en aan het woord is de heer C. de Schrijver
(59), die, hoewel hij draaier is, twee sleepboten
heeft gebouwd, natuurlijk op schaal. Ze staan in
de grote fabriekshal, geheel natuurgetrouw: de
„Company" en de „Drydock".
Het is moeilijk te geloven, dat deze fraaie werk
stukken uit kleine stukjes afval zijn opgebouwd.
Ik denk aan de oude Egyptische legende van de
vogel Phoenix, die na zijn dood weer uit zijn as
zal herrijzen.
In de loop van het gesprek wordt het me duidelijk,
dat het toch niet verwonderlijk is, dat de heer
De Schrijver zich heeft aangediend als een
scheepsbouwer (op kleine schaal).
„Ik was ongeveer 10 jaar, toen ik begon
met het bouwen van een eigen kano. Ik woonde
nog in Middelburg; ik ben Zeeuw van geboorte.
Later bouwde ik een zeilboot, op een vliering op
de derde étage. Het schip moest door het dak
raam naar beneden. Je komt bij zoiets voor moei
lijke dingen te staan. Op de Maas ben ik later
met een eigen gebouwde boot bijna verdronken.
Hij sloeg om en mijn benen kwamen verward te
zitten in de touwen. Een Rijnschipper heeft een
lijn toegeworpen. Gelukkig op de juiste plaats,
daarom zit ik nog hier".
Aanvankelijk was hij houtenscheepsbouwer bij
WF. („Ik werk hier al 26 jaar"). Schepen zijn
hem derhalve niet helemaal vreemd. Deze model
slepers bouwde hij echter voor zijn zoon van 12
jaar. („Hij zal er niet mee mogen varen, zonder
dat ik er bij ben").
Voor zijn zoon - „ik heb er drie, twee zijn er al
getrouwd" - vervaardigde hij al een electrische
trein met alles, dat er bij hoort en een electrische
autobaan. „Ik kampeer echter veel. We trekken er
dan op uit met de caravan, die ik zelf heb ge
maakt. Daarom wilde ik een model-boot, waarmee
je fijn kan varen in de vennen en zo".
Zijn gedachten gaan uit naar een grote boot van
ongeveer 1,50 meter lang, de „Rotterdam" of de
„Statendam". „Eerst wilde ik een sleper. Je bouwt
namelijk iets helemaal op, want als je de sleper
hebt, kan je die later gebruiken om in combinatie
met de grote boot te laten varen".
Hij vertelt makkelijk en naar het schijnt ook graag.
Zijn praten gaat snel, zijn zinnen maakt hij kort
en duidelijk, doch niet afgebeten. Hij legt onge
remd alles uit, wat ik wil weten en daarbij toont
hij gevoel te hebben voor aardige, opvallende
details.
Stukje hout
Over de eerste sleper, de „Company", zegt hij:
„Ik liep hier een keer met een stukje hout. Baas
Noorthoven vroeg, wat ik er mee wilde. En ik ver
telde hem, dat ik zo maar een sleper wilde bou
wen. Ik wist nog niet hoe of wat. Hij heeft toen
gezorgd voor tekeningen van de WF-slepers, ter
wijl ik van plan was luk-raak, zonder meer een
boot te bouwen. Maar die tekeningen fantas
tisch! Baas Noorthoven zei nog: als je het schip
niet klaar krijgt, neem je het maar mee van huis,
dan helpen wij wel. En als het klaar is neem je
het ook maar mee. We willen het wel eens zien.
Ik wist, dat het me zou lukken, anders was ik er
niet aan begonnen."
16