Het brandsnijden
met
vaste machines
Het machinaal brandsnijden met vast opgestelde
machines geschiedde bij W.F. oorspronkelijk al
leen in de Scheepsbouwloods.
Tot 1946 was er voor de Scheepsbouw slechts
één kleine brandsnijmachine in de F-hal opge
steld, nl. de Rex met 1 brander. Daarnaast was
er een aantal transportabele machines in ge
bruik voor het branden van zwaar materiaal of
gebogen plaatkanten waarvoor knippen of ver
spanende bewerkingen onmogelijk of te kost
baar waren.
In de Ketelmakerij, welke in die tijd in de B-hal
naast de Smederij was gevestigd, beschikte men
over meer deze kleine machines, nl. 1 Trautzel,
2 Hancock's en een Messer; al deze machines
waren uitgerust met 1 brander.
Het snijden met vaste machines werd dus voor
namelijk toegepast voor de vervaardiging van
knieën, flenzen, smeedstukken en dergelijke on
derdelen behorende tot de uitrusting van het
schip en toegeleverd aan diverse afdelingen.
Voor de onderdelen van de romp speelden deze
machines in die tijd geen enkele rol.
Afschrijven en knippen was de gebruikelijke
werkmethode.
Dat er tot vóór 1946 in Nederland slechts kleine
vaste machines met 1 brander werden gebruikt,
had verschillende oorzaken, nl.
a. Men verwerkte voornamelijk afvalstukken, ten
einde het plaatmateriaal beter te kunnen be
nutten.
b. Daarnaast was de noodzaak om een groot
aantal gelijke stukken met meerdere branders
te vervaardigen, dus hele platen te gebruiken,
nog niet zo dringend, gezien de gunstige ver
houding van loonkosten tot materiaalkosten.
c. Bovendien was men nog niet ingesteld op
serie-fabrikage bij het branden. De bedie
ningsman stuurde met de hand langs de mal
of tekening en moest tevens het snijproces
onder controle houden.
Het oppervlak van de platen was met roest en
walshuid bedekt (er was destijds nog geen
platen-gritstraalinstallatie), waardoor spoedig
vervuiling der snijmondstukken ontstond.
Een schoon snijmondstuk is nl. één der eer
ste vereisten voor het verkrijgen van een
goede brandsnede! Men was daarom van me
ning dat, om goed vakwerk te leveren, de be
dieningsman slechts 1 brander kon bedienen,
d. Men brandde voornamelijk met acetyleengas,
waarbij echter de snijmondstukken zeer ge
voelig zijn voor vervuiling.
In 1947 werd door ons op de Rex-machine een
2e brander bijgebouwd, waarbij bleek, dat met
propaangas zeer goede resultaten verkregen
werden.
Gedurende de oorlog werd in Amerika, gedwon
gen door de grote scheepsverliezen, de serie-
bouw van Liberty en Victory schepen ter hand
genomen, waarbij het invoeren van grote vaste
snijmachines met meerdere branders op de
Scheepswerven van beslissende betekenis is ge
worden voor het vervaardigen van de construc
tie-delen ter verstijving van de scheepsromp, zo
als: wrangen, zaathouten, knieën, lijfplaten enz.
Na de oorlog, toen vele van deze werven werden
gesloten of hun capaciteit sterk moesten
verminderen ging men over tot de verkoop van de
overtollige installaties.
Het gaf dan ook een hele verandering in onze
Scheepsbouwproductie, toen in 1948 als eerste
in Nederland een zgn. Travograph met 4 bran
ders werd geplaatst, gevolgd door een 2e in
1949. Voor zeer veel onderdelen van de romp
werd daardoor het afschrijven en knippen of
branden met losse snijmachines vervangen door
het branden volgens mallen op de Travograph.
Elke machine werd door 2 man bediend, nl. 1
man voor het sturen langs de mal, terwijl de 2e
op de plaat stond voor het controleren en
regelen van het snijproces. Daarnaast waren 2
ijzerwerkers per machine aanwezig voor het uit
leggen en stellen van de mallen en het gezamen
lijk transporteren van het gesneden materiaal.
Enige jaren later werden aan deze beide machi
nes nog 2 branders toegevoegd, waardoor het to
taal 6 werd. Ter verdere uitbreiding werd in 1950
nog een kleine brandsnijmachine, de Novarex V
met 4 branders in de F-hal geplaatst.
Hoewel het mogelijk was deze machine reeds
van een foto-electrische besturing te voorzien,
werd dit niet gedaan, daar deze apparatuur nog
5