Maarten Noordzij zet koffie
met een fris gemoed
„ALLES ROLT VANZELF
vooral fijn is, is dat je daar bos
sen hebt. Bij minder goed weer
lekker uit de wind. Bij warm
weer kan je het strand bij het
IJsselmeer opzoeken, zo snijdt
het mes aan twee kanten".
Het hele groepje is het er wel
over eens, dat het goede vader
land eigenlijk genoeg plekjes
biedt om een prettige vakantie
door te brengen, ,,'t Is jammer
dat nog zo veel van die knallen
de brommers met hun dampen
de uitlaatgassen over de bospa
den trekken". De heer Kool
mees brengt dit actuele bezwaar
naar voren. „Daar hebben ze in
de omgeving van Heidebad wat
op gevonden. Ze hebben daar
paaltjes in het midden van de
paden geslagen". Uit de woor
den van de heer Hajee blijkt
dat dit een oplossing is. „En
toch", meent de heer Van de
Geer, „rijden er in de Achter
hoek en op de Veluwe nog te
veel brommers door de bos
sen". En niemand blijkt daarvan
een voorstander te zijn.
Uit het gesprek valt globaal op
te maken, dat de liefhebbers van
het mooie weer met hun vakan
tie zuidwaarts gaan, de zon te
gemoet. Het zijn meestal de
„strandliggers". De natuurlief
hebbers, die graag wandelen of
klimmen, zoeken Oostenrijk op
(of bijvoorbeeld Zuid-Duitsland,
Zwitserland of Noorwegen). Een
andere categorie blijft in het
land in verband met de ge
zinssamenstelling of ook wel
omdat er nu eenmaal mensen
zijn, die niet zo'n hang heb
ben naar het buitenland en ge
woonweg in eigen land een
beste vakantietijd houden: denk
slechts aan de watersporters!
Maar ook de leeftijd en de fi
nanciële middelen zullen van
invloed zijn op de keuze.
In ieder geval kunnen we het
over één ding eens zijn: de va
kantie is een heerlijke tijd en
de mogelijkheden van vakantie-
houden zijn schier onuitputtelijk.
En daarom ga ik na het beëindi
gen van dit artikel eens fijn zo'n
mogelijkheid tot op de bodem
uitbuiten... MvV
„Als je wilt lachen in je leven,
moet je mijn job hebben". De
bruine ogen van Maarten Noord
zij (64, tenminste zo oud werd
hij op vrijdag, 23 augustus)
schitteren. „Ik houd wel van wat
leuke „bakken" en als je gevoel
voor humor bezit, blijf je hier
lachen".
De benadering van zijn werk in
Dokkantoor-West is positief. Hij
treedt dit tegemoet, het dien
blad met geurige kopjes koffie
balancerend op zijn hand. Een
evenwicht, dat aan zijn karakter
ontsproten schijnt. Een olijke
lach ontplooit zich boven het
hagelwitte vest. Een opgewekte
natuur en een goede slag om
met mensen om te gaan, waren
de fundamenten, die hem naar
een dienende functie leidden.
Onder het motto „alles rolt van
zelf" neemt hij de dingen, zoals
ze op hem afkomen.
Tegen zijn pensioen ziet hij
geenszins op. Er echter naar
toe leven is niet meer dan een
natuurlijke zaak. „Wat ik dan ga
doen, weet ik nog niet. Alles
rolt vanzelf, eerlijk! Of niet
soms?"
Dat rollen doet denken aan
voetbal. Zijn optimistische kijk
op het leven weerspiegelt zich
in zijn voetbalbeschouwing.
„Sparta komt terug, let maar
eens op. Of niet soms? Die jon
gen Wijs, ja, dat is inderdaad
een goede speler. Wat tenger?
Nou, dat trekt nog wel bij". Als
Sparta uitspeelt, zoekt hij in ge
nen dele uit het veld geslagen
de RFC-tribunes op.
Maarten Noordzij („Ik speelde
vroeger zelf back in Wesco III")
is de man van de koffie in Dok-
kantoor-West. Slechts een jaar
tje scheidt hem van zijn pen
sionering. Met dat jaartje voor
de boeg stapte ook hij onlangs
het Centrale Dokkantoor binnen.
Oneerbierdig opgemerkt, doch
niet zo bedoeld, verhuisde hij
mee met de inventaris. Want wie
kent hem niet: de scèpter
zwaaiend achter de toonbank
in de koffiekamer. Handig de
kopjes poetsend en wrijvend en
al wat er zo te pas komt.
De indeling van zijn dagtaak is
opvallend. De werkuren zijn af
wijkend van de doorsnee werk
tijden. Hij vaart er wel bij en dat
is belangrijk.
In de buurt van de Rotterdamse
alles rolt vanzelf. Of niet
soms
Vierambachtstraat loopt heel in
de vroegte een wekker af. Een
uitgeruste Maarten Noordzij
klautert vief zijn bed uit. „Om
laten we zeggen „effe" drie uur".
Iets later klimt hij werklustig op
zijn fiets en peddelt met het
nachtelijk duister als een luch
tig gewaad over zijn schouders
gedrapeerd naar de zaak. Wij
draaien ons nog eens behaag
lijk zuchtend op de andere zij
en hebben geen weet van de
eenzame nachtelijke fietser.
„Je komt vrijwel nooit iemand
tegen. Af en toe een auto. Gek
ke dingen? Een keer bij het
Marconiplein. Een bromfietser.
Zo!" Zijn hand maakt een
uitgebreide zig-zag-beweging.
18