hospitaal trok. Het was geen „stille ommegang". Toen ze de ziekenkamer binnenkwamen, met een pen op hun neus gedrukt dat ze zich rustig moes ten houden, zeiden ze wat gedremmeld: „Ha, die Sparks. Nou jij bent dat rotdingetje kwijt. Jou kan niks meer overkomen". - Fijn dat jullie er zijn, jongens. Over twee we ken ben ik weer aan boord als jullie niet uit zijn op een job. Op een tafel stond een klein denneboompje met brandende kaarsen. - Bracht gisteravond de agent. Fijne kerel, hè? - En nou de kerstkist, zei de bootsman. Hebben we mee gewacht tot we bij jou mochten komen. De doos van Pandora ging open. De kleine pakjes voor Sparks lagen nog bovenop ookeen das een map schrijfpapierwat pakjes si garetten een kalender. En toen begon op de achtergrond een gramofoonplaat te draaien die ook in de kist zatde toespraak van de koop- vaardijpredikant. Een stuntje van collega-marco nist, die tevoren een pick-up van de chirurg had versierd. Sparks lag er maar glimlachend bij. Om de hoek van de deur loerden de nieuwsgie rige gezichten van een paar verpleegstertjes. Dat leidde de aandacht voor Sparks wel wat af maar de bootsman greep direct in. - Kijk voor je. Lieve smoeltjes kan je nog genoeg zien. We zijn hier voor Sparks. Toen het wat luidruchtig dreigde te worden, was de stuurman de meest wijze man van het gezel schap. Hij commandeerde „Schip verlaten". Ze namen afscheid. - Hou je taai, Sparks en blijf nog maar even hier, bij al die mooie zussen. Je bent betoel een bof kont. Wordt me daar lekker vertroeteld als wij door het zoute water jassen. Maar 't is je gegund, maat. Ze kwamen die avond niet zo vroeg aan boord terug. Zonder kerstkist. Want die had de agent, die zijn Hollandse pappenheimers kende, maar voor alle zekerheid onder zijn bescherming geno men en naar de „Savoe Zee" laten terugbrengen. Die Portugese rosé was ook niet te versmaden en ze hielden in het stamkroegje één oor open om op de fluit te letten. Alles goed en wel maar als het varen is, moet je ook subiet varen. Dat ver geet je nooit ook al weet je ook niet meer wat onder of boven is. Toen ze in de avond zingend naar boord terug keerden zeiden ze in de sloep tegen elkaar: - 'tWas een beste kerstmis, jongens. En wat zei die dominee op de plaat het mooi. Niks geen gezever. Recht op de man af. Maar die marconist is toch maar een boffer. Lekker tussen de schone lakens en de warme dekens als wij in de kou en de nattigheid sappelen. En hij als maar lieve zus jes om hem heen. Oh, moeder mag ik zeeman worden. Kees Borstlap 6

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Wilton Fijenoord Nieuws | 1968 | | pagina 8