kon een enorme invloed op het al of niet slagen van de werk zaamheden uitoefenen. Om alle eventualiteiten te voorkomen werden vooraf gedegen bereke ningen gemaakt. Zo wist men, dat bij windkracht 5 er een kracht van 6 ton op de sectie drukte en deze een trim kreeg van 77 mm. Bij windkracht 7 waren deze cijfers 15'A ton en 200 mm en bij windkracht 9 kwam men al op 32>2 ton en 410 mm. De eerste uit te dokken sectie woog ongeveer 2100 ton en daarbij kwam 320 ton ballast. De tweede sectie was iets lich ter. Het weer werkte bij de eerste uitdokking op 10 juli jl. bepaald mee. De zon gluurde brutaal langs een enkel wolkje, terwijl het water genoeglijk tegen de dokdeur klotste, die de bok „Ti tan" later met groot gemak in zijn armen nam om de doorvaart mogelijk te maken. Een medewerker langs de kant kijkt geïnteresseerd naar de 4 sleepboten en zegt stellig: „Die gasten klaren het wel. Daar staan ze in de Rotterdamse ha ven om bekend". De heer Oranje: „Het water staat ongeveer 2,60 m diep. We kunnen niet de zwaarste slepers gebruiken i.v.m. de diepgang, want de schepen moeten ten slotte over de kielblokken kun nen varen. De spannendste mo menten? Nou, het moment, dat de sectie gaat drijven. Dan blijkt of deze gelijklastig is. Je moet ook goed oppassen, dat de achterblijvende sectie genoeg geballast is, zodat deze op zijn plaats blijft". Het bleek allemaal dik in orde. Het werk liep, zoals men zich maar wensen kan. En er komt wat voor kijken! Aan beide kan ten bij het uitvaren slechts een halve meter speling. Maar lang zaam voer de sectie weg en de aanwijzingen, die door de lucht geklonken hadden, vervaagden. De operatie was geslaagd. Toch hebben de eenden, die ook dit jaar weer in het dok hebben gebroed, makkelijker hun weg naar het water gevon den.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Wilton Fijenoord Nieuws | 1969 | | pagina 4