Aan boord bevonden zich vier kajuiten; de voorkajuit voor veertig, de achterkajuit voor zestig, het paviljoen voor 20 per sonen. De bemanning bestond uit zeventien personen. Aan boord bevonden zich o.a. verschillende zorgvuldig inge richte secreten en een kleine bibliotheek, aldus een geschied schrijver uit die tijd. Gelijk met Bateau No. 2 werd No. 3 besteld, een zusterschip dat de naam „Stad Antwerpen" kreeg. De „Zeeuw" was een uitstekend schip en op de tweede Alge mene Vergadering van de Ne- derlandsche Stoomboot Maat schappij werd aan de nieuwe aanwinst de volgende lof toege zwaaid: „Dat eerst zeer onlangs de „Zeeuw" in de vaart heeft kun nen worden gebracht. De latere voltooijing der vaartuigen wordt meer dan opgewogen door der- zelver deugdzame constructie, waarvan het bewijs kan worden aangehaald.dat de machines van de „Zeeuw" door hunne spoe dige en geregelde werking alle verwachtingen zeer ver hebben overtroffen, op hetzelfde ogen blik dat eene soortgelijke onder neming in dit Rijk, die zich van Engelsche werktuigen had voor zien, door de gebrekkige con structie van vaartuig en werktuig is mislukt, terwijl, eindelijk, in weerwil van de ongeregelden dienst, die door slechts eene stoomboot kon worden verrigt, het algemeen vertrouwen zoo gunstig voor deze maatschappij heeft gewerkt, dat die eene stoomboot dusverre eenen rui men interest van het geheele kapitaal heeft overwonnen. In het vervolg zullen alle be stellingen van werktuigen ook aan minder vertraging onder hevig zijn, daar de Heeren Cockerill te Luik zich onop houdelijk beijveren om hun Eta blissement te brengen op dien uitgebreiden voet, dat hetzelver aan alle aanvragen van deze Maatschappij even spoedig als de grootste fabrijken in Enge land zal kunnen voldoen". Op de bijeenkomst van Com missarissen en Directie van Dinsdag 13 November 1824 doet de laatste een kort verslag van de proefvaart welke zij van 26 October t/m 10 November van dat jaar met de stoomboot „Zeeuw" naar Keulen heeft ge daan: „en na te hebben medegedeeld de gunstige informatiën, be trekkelijk de te verwachten gel delijke voordeelen van eene stoomboot op Keulen, en de doelmatigheid te hebben be toogd, dat de Maatschappij tot dat einde zoo spoedig mogelijk eene stoomboot bestemme, stelt zij voor eene stoomboot te doen bouwen, bijna gelijk aan die, de „Stad Nijmegen" ge naamd, doch minder diepgaan de, welke stoomboot in het voor jaar van 1825 zoude kunnen gereed zijn". Deze „Stad Nijmegen" werd Bateau No. 4. Op de genoemde proefvaart wordt in een volgend artikel uit gebreid ingegaan. 12

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Wilton Fijenoord Nieuws | 1971 | | pagina 14