Tïïsrmrr
regelen om stoomverliezen tot
een minimum te beperken. Bij
Koblenz stuurde Roentgen de
„Zeeuw" de zijrivier Moezel op,
om bij de Moezelbrug vervol
gens te draaien. Voor Keulen
werden proeven genomen met
het slepen van een Rijnschip,
welke gunstige resultaten gaven.
Het was duidelijk, dat het bewijs
geleverd was, dat stoomvaart op
de Rijn geen bijzondere proble
men zou geven. Wel waren de
meningen verdeeld of goede
renvervoer toekomst had; voor
personenvervoer zag men de
stoomboot als een bijna ideaal
vervoermiddel.
De tocht van de „Zeeuw" maak
te veel indruk.
De stad Keulen was in rep en
roer toen het schip aankwam;
jong en oud stroomde naar de
Rijnoevers om het technische
wonder te aanschouwen, dat
snelstromende riviertrajecten
nam, waar jaagpaarden niet te
hulp konden komen.
Aanleiding tot de grote belang
stelling was wel, dat de „Zeeuw"
ondanks de stromende regen,
geheel gepavoiseerd, bij ieder
stadje kanonschoten afvuurde.
Een uitgelezen gezelschap
maakte de reis mee.
Behalve de directie van de Ne-
derlandsche Stoomboot Maat
schappij was mevrouw Van Vol
lenhoven met zuigeling aan
boord, verscheidene kooplieden
en niet te vergeten de heer
John Cockerill, die de machine
installatie en ketel had geleverd.
Het zeer gunstige resultaat van
deze proeftocht had tot gevolg,
dat besloten werd een dienst op
Keulen te openen en tot dat
doel werd de kiel gelegd voor
de raderstoomboot „Rijn".
Dit schip werd 31 augustus 1825
in dienst gesteld op het traject
Raderstoomboot "Zeeuw" afb.
Maritiem Museum
Rotterdam-Keulen.
In nauwe samenwerking met de
Preussische-Rheinische Dampf-
schiffahrt Ges. (P.R.D.G.) en
de Badensche Scheepvaartmij
(B.S.M.) bedrijft de N.S.M. vanaf
die datum de Rijnvaart; de
N.S.M. van Rotterdam tot Keu
len, de P.R.D.G. van Keulen tot
Mainz en de B.S.M. van Mainz
Aankomst van de koning van Pruisen
te Keulen aan boord van de "Rijn"
14