De N.S.M. kreeg de indruk dat het slechts om het verkrijgen van een prijsopgave ging met het vooropgestelde doel de prijs van een buitenlandse leverancier te drukken. Zij besloot niet aan te bieden. De Amsterdamsche Spoorweg Maatschappij kwam vervolgens met een aanvullend voorstel, n.l. inderdaad het zelfde type loco motieven te bestellen als ge dacht voor de dienst op Arnhem. Eindelijk ontving de rederij de lang verwachte aanvrage van het Rijk. De minister van Bin nenlandse Zaken vroeg of men voor dezelfde prijs als de En gelse fabriek kon leveren. In dien zulks het geval zou zijn, zou hij één van de zes in Enge land bestelde locomotieven tij delijk als model aan de fabriek afstaan. Tevens zou de Hoofd Ingenieur Goudriaan de prijs en de leve ringsvoorwaarden verstrekken. Inmiddels verschenen er echter concurrenten ten tonele, n.l. de fabrikanten D. van Heel, P. van Vlissingen en C. Verveer, aan wie de N.S.M. echter voorstelde de te verwachten buit onderling te verdelen. Een concept contract tot het leveren van locomotieven werd ontvangen van het ministerie van Binnenlandse Zaken, echter niet de voorwaarden waarop de zes eerste door de Engelse fa brikanten Sharp Robberts waren geleverd. Deze laatste bleken later niet aanvaardbaar te zijn: men kwam niet tot za ken. Vijf jaar later werd een aanvraag ontvangen van de Rijnspoorweg voor levering van zes locomo tieven. Men antwoordde hierop dat door de Nederlandsche Stoomboot Maatschappij geen locomotie ven werden vervaardigd. In 1852 zat de fabriek om werk verlegen en weer werd over wogen de fabricage van loco motieven ter hand te nemen, doch tegen de concurrentie van Engelse, Belgische en Duitse fabrieken kon men niet op. In het jaar 1859 weer nieuwe plannen; de directie overwoog samenwerking met de Engelse fabriek Sharp Robberts of met de Belgische fabrikant Pauwels. Een jaar later nam men contact op met Cockerill te Luik en met Pauwels te Brussel. Er kwam echter geen overeen komst tot stand. In het jaar 1863, toen het dui delijk was, dat de Maatschappij tot Exploitatie der Staatsspoor wegen in de komende jaren 100 a 120 locomotieven zou moeten aanschaffen, waarvan de eerste acht reeds in Engeland waren besteld, werd het ernst. In de vergadering van de Per manente Commissie van 23 de cember 1863 werd na een lange discussie de Directeur uitgeno digd: a. Zich officieus in aanraking te stellen met het bestuur der Maatschappij tot Exploitatie van de Staatsspoorwegen. b. Te onderzoeken welke inrig- tingen moeten worden ge maakt om op Fijenoord loco motieven te vervaardigen. c. Eene raming van de kosten dier inrigting aan de Perma nente Commissie voor te leg gen." Er werd inderdaad contact ge legd met de Staatsspoorwegen, en in de vergadering van de Permanente Commissie van 24 mei 1864 werd de zaak als volgt toegelicht: „De Heer 'sJacob, hierop het woord erlangd hebbende, voert eenige gronden aan die hem vroeger genoopt hebben om het voorstel te doen, waarvan de voorgelezen brief aan de Direc tie van de exploitatie Maat schappij het gevolg is geweest. Deze gronden leiden hem meer en meer, tot de overtuiging, dat het thans de geschikte tijd is, om doortastende maatregelen te beramen, en zoo mogelijk de fabriek Fijenoord dienstbaar te maken aan den bouw en de herstellingen van de locomotie ven. Er is voor die fabriek te weinig werk, om op den duur goede winsten te kunnen ver wachten en er is geen vooruit- zigt dat het Departement van Marine voorshands groote be stellingen zal kunnen doen. Daarentegen krijgen de Spoor- 8

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Wilton Fijenoord Nieuws | 1971 | | pagina 10