door Kees Borstlap
a?
Voor ons Nederlanders bestaan
er geen huiselijker feesten dan
Kerstmis en Oudejaarsavond.
Wie dan niet in de geborgenheid
van de familiekring kan zijn, is
een pechvogel. Maar hebt u wel
eens gedacht aan die tien
duizenden die op deze momen
ten niet thuis kunnen zijn en
missen waarin wij ons dan kun
nen verheugen? Gedacht aan
hen van wie in die uren arbeid
wordt verlangd? En dat zijn niet
in de eerste plaats de zeelieden
die dan, meestal ver van huis en
haard, ergens op de wereld
zeeën zwerven. Want daar zijn
dan de mannen van spoor en
tram, de werkers in de nutsbe
drijven, de schakelwachters in
de electrische centrales, de
mannen van de drinkwaterlei
ding, de verpleegsters in de
ziekenhuizen, de mannen van
bewakingsdiensten, de loodsen
en de roeiers op de rivier en in
de havens, de mannen en de
vrouwen van radio en televisie,
de journalisten.
Ja, dikwijls ook de journalisten.
Kom, kom, zult u zeggen; de
journalisten! Die zitten toch ook
onder de kerstboom of achter de
oliebollen. De krant is die dagen
toch dicht. Er zijn geen vergade
ringen en congressen op de
feestdagen.
Dat kan kloppen voor de bureau
redacteur die vrijwel zeker is
van zijn thuiszijn. Maar vergeet
niet de vrije vogels, de mannen
van de reportage wier werk ligt
in de actuele gebeurtenissen.
Want er kan altijd wel een knaap
van een brand komen en een
vete kan juist in die dagen wor
den uitgevochten. De oudejaars-
avondmoord is geen zeldzaam
heid. Maar ook kan zich op de
Nederlandse kust wel eens een
schipbreuk voltrekken in die
dagen. Het zijn gelukkig zeld
zaamheden, maar zij zijn in het
naaste verleden toch voorge
komen. Want binnen het vrij
ruime tijdsbestek van acht jaar
heeft een dergelijke gebeurtenis
mij, voor wat betreft het vieren
van de meest huiselijke feesten,
een loer gedraaid. Dat was met
Kerstmis 1947 en acht jaar later
op oudejaarsavond 1955. Toen
rinkelde die onheilsprofeet die
telefoon heet extra alarmerend
en was ik kort daarna de deur
uit, de duisternis en de kou in.
4