Dan zeg je tegen je gade: „Kom kind, een zeemansvrouw heeft het heel wat beroerder. Met een beetje fortuin ben ik binnen een half etmaal terug." Op kerstmis 1947 was het een hartverscheurend drama dat me in de avond van eerste kerstdag uit huis haalde. Goed die avond was niet verknoeid want het was even na middernacht dat de telefoon rinkelde. Een bericht dat niet te negeren was; tegen het vallen van de avond was bij Kamperduin op de Hondsbosse zeewering een sloep aangespoeld met een vol komen uitgeputte man erin. Een Noor. Een paar jutters, gewaar schuwd dat er veel drijfhout aan spoelde, zagen de sloep in de wilde branding aankomen. Ze zagen ook dat er blijkbaar een man in lag. Ze vormden met el kaar een levende ketting, gingen te water en haalden de sloep op de stenen. De kerel was half bewusteloos. Elkaar afwisse lend, droegen zij de man naar het kleine vervallen huisje van een van hen aan de voet van de duinen tussen Kamperduin en Groet. Ze stopten hem onder een vracht dekens en waar schuwde een dokter. Die gaf een injectie, liet hem hete melk en cognac drinken en gaf de order: geen mens erbij; laat hem maar slapen, ik kom morgenochtend wel weer langs. Wat er precies gebeurd was wist nog niemand. Uit de paar woorden die de man had losge laten was op te maken dat zijn schip op een mijn was gelopen in de kerstnacht. De chauffeur gewaarschuwd en een levende ketting op weg. Met topsnelheid voor zover het ruwe weer het toeliet, naar het noorden, door Zuid- en Noord-Holland naar Alkmaar. Dan Bergen en achter de duinen langs naar Schoorl en Groet. Tegen daglicht naderden we Kamperduin. Wat navragen en zoeken en we stonden voor een bouwvallig woninkje. - Komt niks van in, zei de kerel die opendeed. De dokter heeft absolute rust voorgeschreven. En bovendiende knaap spreekt Noors. Over een paar uur komt de Noorse consul uit Amsterdam. Dan zullen we meer weten. Tot zolang zul je moeten wachten. Je moet dan hoog spel spelen als je de zaak wilt forceren. Met die dertig woorden Noors die ik ken en erop gokken dat die kerel ook wat Engels brabbelt - hij is immers een sailor - kom ik mis schien een heel eind, dacht ik. Ik waagde de gok. - Hou er rekening mee dat ik Noors spreek, zei ik. Het was een voltreffer, want de kerel was razend nieuwsgierig. Een minuut later zat ik in het ijs koude voorkamertje. De schip breukeling lag in de bedstee. Hij kwam onder een vracht dekens uit en wilde wel wat kwijt. Ik mengde een paar procent Noors door een grote hoeveelheid En gels en de kerel deed gelukkig precies andersom. We konden met elkaar praten. Hij huiverde telkens als een windvlaag de ramen deed klep peren. Volkomen begrijpelijk, want het relaas dat er met hor ten en stoten uitkwam was af grijselijk. Een klein Noors vrachtbootje, een stomer nog, van 1900 ton, de Skoghaug, was vlak voor kerst avond van Rotterdam naar Haugesund vertrokken. Het weer was stormachtig en daarom nam de gezagvoerder zijn koers wat ver van de kust. Bij Kamperduin, toen de Skoghaug zich tegen middernacht op 14 mijl uit de kust bevond, gebeurde het. Een zware ontploffing, vermoedelijk een mijn. Binnen een paar minu- 5

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Wilton Fijenoord Nieuws | 1972 | | pagina 7