4
De oude Wilton-werf met rechts de "Jenever-kade"
Binnenweg naar de lang nog
niet volgebouwde Schiedamse-
weg. Het trammetje had het
zelfde model als het voertuig
dat nog zeer lang heeft dienst-
gedaan vanuit de Rozenstraat
op Zuid naar Hellevoetsluis.
Veel Delfshavenaren werkten
bij Wilton, maar er werden
mensen gerecruteerd vanuit de
wijde omgeving. En dan had je
dat aparte groepje Polderjon
gens nog, onder leiding van
Arie Biemans.
"Goeie kerels. Harde werkers.
Vriendelijk. Maar je moest ze
niet dwars zitten". Zij worden
gekenschetst als een fijn slag
mensen.
Het "klikte" goed met de om
geving. Want ook "die van
Delfshaven" zijn vrolijke men
sen, een vrolijkheid ingebracht
door vooral de Schoonder-
looërs, die bekend stonden om
hun kermissen enhun
herberg de Puntegaal. Nu kun
je aan de Puntegaalstraat nog
je geld kwijtde herbergier
is dan echter gekleed in het
pak van de fiscus!
Maar de kermissen verklaren
wellicht de uitdrukking die
Henry Wilton bezigde, toen hij
de Directie Van de RDM bij hun
25-jarig bestaan collegiaal
kwam feliciteren en opmerkte:
"met één tent maak je nog
geen kermis
Werf
Rond 1890 kwamen de Polder
jongens, als stoere, ruige ke
rels naar Delfshaven, want
daar werd een scheepswerf uit
de grond gestampt door ene
Bartel Wilton, die zijn eerdere
bedrijf uit zijn jasje had zien
groeien. Er was werk, er was
brood op de plank. En om
brood draait een goed deel van
het leven. Of het nu Schiedams
of Rotterdams molenbrood is
of Brabantsrogge. Brood is
brood. Ook voor deze Braban
ders. Zij deden het zware graaf-
en spitwerk. Zorgden er ook
voor, dat er beschoeiingen
kwamen. Op de Westkant van
de werf, aan de Jeneverkade
sliepen zij in een speciale keet,
waar zij de kost ook hadden.
Een kost, waarvoor zij zelf zorg
den. Eén keer in de drie weken
gingen zij bij toerbeurt ploegs-
gewijs naar huis, soms op de
fiets. Van zaterdagmiddag tot
zondagavond. Een rood
gestreepte plunjezak met rode
pluim aan een band via de
schouder op de rug. Moeder de
vrouw had deze in elkaar ge-
flansd. Later werd de werf vol
ler en voller. Er moest meer
opslagplaats komen. De Pol
derjongens verlieten hun do
mein, ruilden dit in voor een
pakhuis aan de Schansstraat
op Delfshaven.
Bolwerk
De namen Eerste, Tweede en
Derde Schansstraat doen her
inneren. aan de Schans. Met
het bolwerk was de Schans
een versterking in 1573 opge
worpen op bevel van de Hove
van Holland (Hof van Holland,
voorloper van de Hoge Raad
der Nederlanden).
In 1572 hadden uit wraak enige
woestaards van de Spaanse
bezetting uit Rotterdam hier
huisgehouden, dat het een lie
ve lust was. Vandaar de nood
zaak van het versterken. De ou
de Korenmolen, hard toe aan
restauratie, staat nu nog te
dromen op het Bolwerk!
Mannetjesputter
Toen de werf er was, bleven de
Polderjongens hangen. Hun en
Biemans komt veel lof toe.
"Een leuke vent, die daar op de
werf nog kippen en varkens
hield". Als een afzonderlijke
ploeg werkten zij vaak met de
bikkers mee. Ook waar het verf-
werk van gedokte schepen be
trof.
Het was een tijd van doorjakke
ren, haasten en uren maken.
Bartel Wilton, oudste zoon van
de grondlegger, nam alsmaar
schepen aan. Het kon hem niet
schelen hoeveel uren er ge
maakt werden, 't Was een man
netjesputter, die vaak op en bij
het werk te vinden was. Maar
als er op zaterdag door hem
weer eens een paar schepen te
veel waren aangenomen, was
de groep Polderjongens, die
aan de beurt was naar huis te
gaan, de klos.
En Biemans kon dan tegen zijn
mensen tot op vechtens toe te
keer gaan. Velen gnuiven er
nog best om. Biemans hield
zijn vrij-af nemende ploeg kei
hard tegen met: "Woar motte
gij noar toe?" En het redelijke
antwoord van "Ik hè doch de
De oude Plataan op het Piet Heynsplein