2
Dok 4 nog van ver voor W.O. II met op de voorgrond nog een oude stoom-
kraan
Veel bekwaamheid werd door
de vroegere werkers in de
scheepsbouw opgedaan rond
"de Dijk", waarmee dan Kinder
dijk en omgeving wordt be
doeld. Daar had je werfjes en
machinefabriekjes bij de vleet.
Vele Wiltonners en Fijenoor-
ders zijn hun weg gegaan vanaf
de Alblasserwaard en soms
Krimpenerwaard naar Rotter
dam, onderweg als het ware
blijven stekend om zich te scho
len, maar vooral om een boter
ham bij elkaar te sprokkelen:
het waren moeilijke tijden.
Baas Van Zijl zegt het kort en
krachtig. "Ik was op school
bankwerker geworden en vuur
werker. Mijn vader gaf trouwens
les als leermeester vuurwerker
op school. Een vuurwerker is ei
genlijk een smid. Had je de am
bachtsschool achter de rug,
dan was het een hele toer in die
dagen om aan werk te komen.
Met een fiets ging je de werfjes
aan "de Dijk" langs om het te
proberen. Uiteindelijk lukte het
me in 1922 werk te krijgen bij de
RDM, tot 1928. Ik heb toen in de
kost gelegen in Charlois".
Crisis
De barre crisistijden stonden
voor de deur. Bij de RDM wer
den de classificeerders ontsla
gen en de koperslagers
moesten zich voor dit werk mel
den. "Tien van ons vertikten dit.
Wij zijn toen naar Wilton ge
gaan, meteen al naar Schie
dam. Daar konden koperslagers
terecht, want de oude Staten
dam, waarvan het casco in En
geland was gebouwd, werd in
Schiedam verder afgebouwd:
een hele klus, die veel werk gaf
en mede een aanzet vormde tot
de groei van de Schiedamse
werf".
Hoofdbaas Verwey begon als
dertienjarige bij Leen Smit. "Ik
was in Asperen geboren en ver
huisde vandaar naar Kinderdijk.
Om in een machinefabriek te
werken moest je zestien jaar
zijn. Dus kon ik geen bankwer
ker werktuigbouw worden. Ik
leerde het daarom op een werf
je. Een plezierige opleiding,
maar als je het niet goed deed,
kreeg je wel een schop onder je
achterste".
Respect had men in die tijd voor
zijn leermeesters. "Ik had er
twee, één ervan is later naar
Verschure gegaan".
In die dagen had de NDSM werk
kunnen aantrekken. Dientenge
volge stroopten functionarissen
uit Amsterdam "de Dijk" en de
Alblasserwaard af om man
kracht te strikken. Verwey toog
welgemoed met enige kornui
ten naar Amsterdam. Levend
volgens de strikt logische rede
natie: als ik als jonge, vrolijke
vrijgezel het avontuur tegemoet
stap, laat ik een arbeidsplaats
achter voor een gehuwde.
"In Amsterdam lag één grote
plas water, langs de rand waar
van men een werf maakte. Ge
reedschap was er nauwelijks,
wel vakkennis. Vooral baas
Sloof herinner ik me. Sloof was
zijn bijnaam. Zijn werkelijke
naam is me ontschoten of heb
ik nooit gekend. Later heeft hij
nog enige tijd in de Machinefa
briek van Wilton gewerkt".
Toen het werk in Amsterdam
"op" was, stond Verwey weer
zonder. Geen nood. De RDM
bood uitkomst: er was schroef
en as te doen. Maar die periode
bleek vooral wat de duur betreft
geen succes. Zeven a acht
maanden duurde het verblijf.
Wij weigerden werk in verband
met de Labito-staking bij Fur-
ness (de Nieuwe Waterweg) en
stonden prompt op de keien".
De "Labito" was een zoge
naamd besmet verklaard schip.
Vissen met de hengel in het
rustige door de talloze molens
bemalen Kinderdijk onder de ja
gende Hollandse luchten, weg
gedoken tussen hoge rietkra
gen met dito pluimen bleek voor
hem niet weggelegd.
Vissen
"Er kwam een baas van de Ma
chinefabriek Smit aan mijn
hoofd zeuren om er te komen
werken". Hij gaf geen krimp,
want er is niets zo rustgevend
als vissen. "Maar die kerel
kwam terug met de directeur
zelf. En maar praten. Ik wilde
geen contract, maar er zou wel
voor twee jaar werk zijn. Na een
maand of zes was er geen spij
ker werk meer. Ik ben toen naar
Wilton Delfshaven gegaan. Op
Delfshaven ging ik in de kost".
Van Zijl bleef nog lange tijd op
Charlois in de kost. "Vandaar
uit voer ik met de boereboot
naar Schiedam". In die dagen
kwamen nog steeds mensen
van "de Dijk" rechtstreeks naar
Delfshaven en Schiedam. Be
halve de personeelsboot, "boe
reboot" genaamd, voeren er ook
de slepers Paul en Willem voor
dit soort vervoer. De achter
grond van de naam boereboot
ligt in de plaaglust van enkele
"stadse" Wiltonners, die "die
lui" van "de Dijk" als boeren be
schouwden.
Opvallend is, dat als je met be
trokken mensen praat, zij aan
vankelijk niet met veel plezier
naar Wilton zijn gegaan. "Je
moest je aanpassen. De behui
zing voor het opbergen van je
spullen was maar zo-zo, ja zelfs
nog minder dan dat. Bestrating
was er nauwelijks. Wel was er
een band onder de mensen. Het
gekke is echter, dat als je je
eenmaal had weten aan te pas
sen, je nooit meer weg wilde".
Het was hard werken in die da
gen en dat is het voor deze ba
zen ook altijd gebleven. Dag en
nacht klaar staan. Van Zijl: "Ik
Onze oude, reeds uit de vaart zijnde sleepbootvloot