Slaven van de moutwijn In zijn roman De brandende stad (1930) beschrijft Daan van der Zee (1880-1969), zoon van een Schiedamse kurkenfabrikant, het dramatische leven van Chris Landstra die probeert niet te worden zoals zijn vader, een slaaf van de jeneverindustrie: Gevangen of dood 'O, die hoorige massa van zwart Schiedam: de brandersknechtsdonkere nachtgestalten, schuivelend door de verlaten straten; de mouters voor hun heete vuren, doodende de in volle zoetheid ontwaakte kiemen der gerst; de molenaars, overstoven door het witte poeder, dat ais graan op de golvende akkers was gerijpt, om in heetgestookte ketels te ontbinden in alcohol en spoeling; de zakkendragers, afdalend in de ruimten der lichters, stijgend op de mouterijtrappen met hun lasten gouden graan; de graanfactorsknechts, dobbelend in het zakkendragershuisje om lading en leven; de branders en distillateurs, opgejaagd door den klepel van de beursklok van éénen; de gistkladders, persend den gestolden geest van het rijke koren tot blokken witte gist; de kuipers, hun hoepels slaand om weerbarstige duigen van fusten; de sleepersknechts achter hun groote paarden de volle vrachten moutwijn vervoerend over de bolle keien; - die massa verzwoegde leven en leed in zilveren nachten en gouden dagen. Het alcoholbedrijf was haar groote meester, die haar rusteloos voortjoeg door den tijd, die over haar geslachten heerschte, om het gouden graan te doen verworden tot een vloeienden vloek en een waanzinnigen weedom.' De vader van Chris verdronk in de hete spoeling van een branderij, Chris zelf gaat ten onderaan alcoholisme, en sterft in de ruïne van Schiedam. Distillateurs moesten hun producten in Nederland maar ook elders in de wereld bekendheid geven. Ook Daniël Visser Zonen liet vele affiches van zijn bedrijf verspreiden, het ene nog mooier dan het andere. Lokaal werden reclamewagens gebruikt om duidelijk te maken dat hun jenever de beste was. Een versierde slepers wagen trok zeker de aandacht. (GA Schiedam) patriot en rooms-katholiek Jacobus Nolet. Onvermoeibaar pendelde Nolet per trekschuit tussen Schiedam en Den Haag, want ook in de landelijke politiek speelde hij een belangrijke rol. Het district van de Schie koos Nolet op 27 januari 1796 tot lid van de Nationale Vergadering. Zijn broer, Cornelis Nolet, bracht het onder Frans bestuur in 1808 tot de eerste maire (burgemeester) van Schiedam. Het werk in de jeneverindustrie ging voort, of er nu Fransen in de stad waren of niet. Een nieuwe molen, De Batavier, verrees aan de Broersvest. Het zakken- dragersgilde scheen de opheffing van de gilden te zijn ontgaan. De Napoleon tische oorlogen zorgden voor werk en inkomen in de Brandersstad. De export echter lag nagenoeg stil, ondanks de oprichting van het Comité van Koop handel en Zeevaart in 1798. De Britten 20

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Ach Lieve Tijd (tijdschrift) | 2001 | | pagina 22