Zegel, wapen en vlag
Ons eerste scheepje
Moeder zat met
acht kinderen en
de dienstbode op
de hoogkamer en
kon nergens heen
Het stadswapen behoorde oorspronkelijk
aan de heer van Schiedam. Het bestond
uit een zwarte leeuw op een goud veld,
waarover een schuin balk. Sinds 1286
gebruikt de stad dit als haar wapen, wat
in 1816 door de Hoge Raad van Adel
bevestigd werd.
De kleuren van Schiedam waren van
oudsher geel en zwart. Toch zou het tot
1962 duren voordat ze officieel werden
vastgesteld voorde vlag, die bestaat uit
zes horizontale banen van gelijke breedte.
De officiële stukken van het stadsbestuur
werden voorzien van een zegel. Het oudst
bekende stadszegel, op een stuk uit 1351,
toont het door torens en muren beveiligde
Schiedam.
VAN WEGE DEN KONING.
De HOOGE RAAD VAN ADEL, gebruik makende ran de magt aan
denzelven verleendbij besluit van den 10'"" Februari1816 bevestigt bij
dezen W, UZ 1
ingevolge hetdoorZ/fn* r gedaan verzoekin het bezit van het navolgende Wapen:
1ji4j
-- ST. S~.S— SW«W$*S
•V r r f S r f
\Gcdaan in sgkavenhage
s, s> V .S's £r/p'~ f
W..,
/t>W.
3d,
TER ORDONNANTIE VAN DEN HOOGEN RAAD.
.'Z eïtr/JeZe?// Stcrelarh.
verwachtte snel weer thuis te zijn. Het
duurde nog vier jaar eer moeder en
zoon herenigd waren. Pas op 25 juli
1834 stuurde Willem I de schutters naar
huis. Schiedam onthaalde hen feestelijk
op 21 augustus:
Welkom Brave Nederlanders!
Schiedams Burger-Helden-Heer
Echt Bataafsche tegenstanders!
Van Barbaren, Moorders, Branders,
Monsters, 'k heb geen namen meer
Zes Schiedamse schutters keerden niet
terug. Gerrit van der Waal, Johannes
Scheekermans, Hugo Snijders, Johannes
Westerman, Johannes Middelman en
Christoffel Kwisdorf stierven in 1831
in militaire hospitalen te Den Haag,
Haarlem, Middelburg en Zutphen.
Schiedam bleef tijdens de regering van
koning Willem I (1813-1840) bestuurd
door de brandersfamilies die in 1795
de oude regenten hadden verdrongen.
Toch stimuleerde het stadsbestuur op
bescheiden schaal de oprichting van
bedrijven die niet direct met de
moutwijnindustrie te maken hadden.
Zes branders die ook reders waren,
waaronder de distillateur, koopman
(jeneverexport naar Amerika), bankier
en burgemeester (1832-1843) Jan
Loopuyt, stichtten in 1835 de
scheepstimmerwerf De Nijverheid,
gelegen aan de oostzijde van de
Buitenhaven. Bij de ingebruikneming
van de werf zong men:
Moed maar branderijen
Onze vlag brengt granen aan
Moed maar Stokerijen
't Zal nu beter gaan
Vertrouw op God, Schiedam
Ja ons vonkje wordt een vlam;
Vivat Hoezee
Vivat ons eerste Scheepje, Hoezee!
Boven: Th. Groenewegen
maakte als jongen in 1903
de watersnood in Kethel
mee: 'Moeder zat met
acht kinderen en de
dienstbode op de hoog
kamer en kon nergens
heen. Toen heeft vader
een soort brug gemaakt,
om ten minste weer in en
uit te kunnen gaan.
Enkele mensen begonnen
een soort veerdienst om
de duizenden mensen
over te zetten die naar de
ramp kwamen kijken.
Het water was zo hoog
gestegen, dat een melk-
pannetje van de
plattebuiskachel dreef'.
(Scyedam, 1978)
22