Apollo Boven: In oktober 1901 richtte Julius Vürtheim de Schiedamsche Tramweg Maatschappij op en op 18 september 1902 reed de eerste paardentram door Schiedam van het Stationsplein, via de Koe markt, naar het Hoofd plein (hier op de foto). In de eerste maand van het bestaan werden 45.000 personen vervoerd, dat gebeurde daarna nooit meer. Vijf cent was voor de meeste Schiedammers toch te duur, bovendien was de fiets in opkomst. De tram reed tot eind 1917. Derails werden verwijderd en binnen korte tijd herinnerde niets meer aan de eertijds zo enthousiast ontvangen paardentram. (GA Schie dam/foto J. van Diggelen) Onder leiding van de Dordtse scheepsbouwer Dingeman Gips bouwde de werf in 34 jaar 42 houten schepen bestemd voor de vaart op Nederlands Oost-Indië. Het bijna 40 meter lange fregat 'De Stad Schiedam' was het eerste schip dat De Nijverheid verliet. Het kostte 150.000 gulden, opgebracht door tientallen aandeel houders. Het vertrok op 15 augustus 1836 voor zijn eerste reis naar Java met bijna 2.000 kisten jenever aan boord. De werf ging in 1875 ter ziele door de onwil over te schakelen op stalen schepen. In 1846 bezocht koning Willem II Schiedam om het spoorwegstation in te wijden. Hij nam een kijkje in de ijzergieterij van Antony Nolet, buiten de branderijen de enige belangrijke fabriek in Schiedam. Deze lag net buiten de gemeente, op het grondge bied van de gemeente Oud- en Nieuw Mathenesse, en draaide als enige in Schiedam op stoomkracht. Willem II bestelde twee, levensgrote, ijzeren herten. De ijzergieterij bood maximaal aan 80 arbeiders werk maar moest in 1870 de poorten sluiten. Inmiddels lag de gieterij wel op Schiedams grondge bied. Met ingang van 22 december 1867 kwamen Oud- en Nieuw-Mathenesse en de polder Nieuwland bij de gemeente Schiedam. Uitbreiding naar het oosten en westen was mogelijk, maar dat gebeurde pas na 1900. De Gemeentewet van 1851 veranderde de stad Schiedam in de gemeente Schiedam. Aan het hoofd daarvan stond de gemeenteraad. Gekozen weliswaar, maar slechts door een klein deel van de mannelijke bevolking, waarbinnen de voornaamste branders de dienst uitmaakten. De stad leunde nog steeds op de uit kleine bedrijven bestaande moutwijnindustrie. Op het hoogtepunt, in 1883, waren 3.500 Schiedammers afhankelijk hiervan. Ging het slecht met deze bedrijfstak, dan ging het met heel Schiedam slecht. De opening van de Nieuwe Waterweg in 1872 bracht Schiedam kansen om een minder eenzijdige basis voor de welvaart te scheppen, maar deze liet men onbenut. De havens waren niet breed en diep genoeg voor de stoom schepen, op de scheepswerven bleef men koppig houten schepen bouwen. Rotterdam benutte de mogelijkheden wel en groeide uit tot het centrum van de handel en scheepvaart in het Maasgebied. Schiedam kende in die tijd één groot bedrijf, de Kaarsenfabriek Apollo. Er werkten 400 a 500 arbeiders, waarvan een belangrijk deel jonge vrouwen. De Apollomeisjes' of 'waspitten' waren een begrip in Schiedam. Na een lange werkdag van zo'n twaalf uur gingen zij naar de danshuizen op het Hoofd. De fabriek had de primeur van de eerste werkstaking in Schiedam. Op 6 juli 1896 organiseerde de Nieuwe Nederlandsche Bootwerkersbond (NNBB), de bond van de Rotterdamse 23

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Ach Lieve Tijd (tijdschrift) | 2001 | | pagina 25