IK HERINNER MIJ NOG...
Piet Drenth
P.J. (Piet) Drenth (1921), voorzitter van het Voormalig Verzet en de Vereniging van Ex
Politieke Gevangenen (Expoge) in Schiedam, vertelt over zijn bewogen Schiedamse
verleden. 'In 1939 kwam ik hier wonen bij mijn oom en tante, de familie Prins, aan de
Willem de Zwijgerlaan 14.
In 1942 werd ik ambtenaar bij Algemene Zaken van de gemeente. In 1985 ben ik als
chef van het kabinet van de burgemeester met pensioen gegaan.
In de oorlog ging ik naar gereformeerde
gespreksgroepen met Schiedammers
als notaris A. Hoek en P. Mak, toen
directeur van distilleerderij De Graauwe
Hengst. Daar praatten we over de
bezetting en over hoe het verder moest
als de Duitsers weer weg waren. Het
verzet kwam vaak ter sprake. Ik kwam
terecht bij de Landelijke Knok Ploegen.
Ik heb nooit gevochten, maar gaf
informatie door, waarschuwde mensen
die op lijsten stonden om opgepakt te
worden, vervalste brieven, en hielp
bij wapentransporten. Ik kwam
gemakkelijk aan informatie. Ik moest
de mensen uitbetalen, bij wie Duitse
militairen ingekwartierd waren. De
gemeente declareerde dat bij de
Ortskommandantur aan de
Burgemeester Knappertlaan 140 en
ik haalde het dan op. Ze noemden me
daar "der Kleine von der Gemeinde"
en beschouwden me als een
onschuldige jongen. Zo kon ik
informatie verzamelen, bijvoorbeeld
als ik tolk was voor Duitsers die in het
stadhuis kwamen.
In 1944 dook Jan Knook onder bij mijn
oom en tante. Hij was klerk bij de
politie en moest een lijst maken van alle
politiemensen die in aanmerking
kwamen voor de arbeidsinzet. Dat
wilde hij niet. Om hem Schiedam uit te
krijgen, heb ik toen in een brief
geschreven dat hij ziek was en naar
huis in Brabant moest. Onder die brief
heb ik de handtekening van
burgemeester Draaijer gezet. Jan kwam
veilig thuis. In zo'n verzetsgroep
maakte je gewaagde dingen mee,
bijvoorbeeld de diefstal en slacht van
het paard van de Ortskommandant.
Toen we met Pasen 1944 zin hadden in
vers vlees, haalde Harry Groninger het
bij de chocoladefabriek De Baronie aan
de Warande vandaan en bracht het naar
Hellevoetsestraat 15, waar het geslacht
werd. Het vlees ging naar slager Abma
aan het Rubensplein en vandaar naar
de verzetsmensen. Ook ik kreeg mijn
deel.
Transport van door de geallieerden
gedropte wapens was extra gevaarlijk.
Die moesten wij ontvetten en in elkaar
zetten. Dat deden we 's nachts in de
schuur van Jopie Bastian achter de
Singel. Daarna bracht ik ze in een
bakkerskar naar de Groenelaan. Naast
me fietste dan een gewapende man die
vuurdekking moest geven als er iets
mis ging. 's Avonds brachten
koeriersters eten en drinken. Als het
buiten te gevaarlijk was, bleven die in
de schuur slapen, net als wij. Na de
oorlog kwam ik vaak bij de Verenigde
Glasfabrieken, als de burgemeester
daar een lintje moest uitreiken. Ik bleef
dan een borreltje drinken met de
familie Bleiksloot, die het restaurant
beheerde. Toen ik in 1985 voorzitter
werd van het Voormalig Verzet kwam
ik daar Emmy Bleiksloot tegen. Zij was
koerierster geweest bij de LKP, en had
regelmatig tegelijk met mij in de schuur
geslapen. We hebben dat al die jaren
niet van elkaar geweten.
Linksboven: Piet Drenth. (GA Schiedam/foto Roel Dijkstra)
Hierboven: West-Nederland leed in de winter 1944/45 verschrikkelijke
honger en kou. Voedsel en brandstofkolen waren niet meer te krijgen.
Dus moesten de aardappelschillen en suikerbietenkoekjes op een nood-
kacheltje worden verhit. Dat kacheltje gaf ook nog wat warmte in de strenge
winter van het laatste oorlogsjaar. (GA Schiedam/tekening P.W. van
Oosten)
■3AHUAR
30