Laken en haring
Schiedam
bolwerk in strijd
om Zeeland
zoon op en herriep het stadsrecht van
Rotterdam. Het tij bleek echter niet te
keren want in 1340 kreeg Rotterdam
alsnog stadsrecht en werd het kanaal
voltooid. Met de aanleg van een over
toom waardoor schepen over de dam
de Schie in konden worden getrokken,
probeerde Schiedam nog wel nieuwe
bedrijvigheid te lokken, maar het
kwaad was al geschied. Toen het
Rotterdamse kanaal in 1343 klaar was,
kozen de schippers de gemakkelijkste
weg en lieten Schiedam links liggen.
Een tweede tegenvaller was dat graaf
Jan I in 1299, kort voor zijn dood,
Dordrecht het stapelrecht gegeven had
op alle goederen die via de Maas en de
Merwe Holland binnenkwamen.
Schippers waren nu verplicht hun
koopwaar in Dordrecht op de markt te
brengen. Voor Schiedam was dat
rampzalig. De net aangelegde nieuwe
haven ontwikkelde zich niet tot
handelshaven maar tot vissershaven.
Voor de Schiedammers was in de 15de
eeuw de lakennijverheid een belangrijk
middel van bestaan. In de hal onder het
stadhuis lieten de tijkwerkers en
wevers die laken wilden maken hun
wol keuren. De lakennijverheid was
een huisnijverheid, waarvoor de stad
de voorwaarden schiep. De wevers
huurden hun weefgetouwen van de
stad en die stelde hun de lakenhal
beschikbaar. Zo huurde Allart Aerntsz.
in 1496 zijn weefgetouw voor één pond
per jaar van de stad. Als het laken klaar
was, kwam de 'man of het wijf' dat het
gemaakt had weer naar de hal, nu om
het ruwe laken te laten keuren. De
wevers verkochten hun product op
vrijdagmorgen in de lakenhal op
dezelfde banken waarop gedurende de
rest van de week vlees verkocht werd,
en 's middags gewoon thuis. De vroege
bloei van de Schiedamse lakennijverheid
blijkt uit persoons- en straatnamen. In
Schiedam woonde tussen 1287 en 1297
Willem die Lakeman, die zowel
schepen (wethouder) van de stad als
lakenhandelaar of -wever was. Omdat
veel mensen toen hun naam aan hun
beroep ontleenden, is dat een duidelijke
aanwijzing voor de vroege aanwezig
heid van de lakennijverheid. Dat geldt
ook voor straatnamen als Raam en
Raam veld. Het geverfde laken spande
men op ramen om te drogen en die
ramen stonden op het Raamveld. Een
andere aanwijzing is de vermelding in
de Kamper Tolregisters in de 14de en
15de eeuw van laken uit Schiedam voor
de markt in Deventer. Volgens andere
bronnen voerden kooplieden in 1440
op de Leidse Midvastenmarkt 311
Leidse en 228 Schiedamse lakens aan.
Een opmerkelijk aantal omdat Leiden
de belangrijkste Hollandse lakenstad
was. Omstreeks 1500 was het voorbij.
Dat blijkt uit het droevig geformuleerde
bericht van het stadsbestuur dat de
lakennijverheid in de stad niet meer om
over naar huis te schrijven was en dat
daarom de wevers, vollers en ververs
grote armoe leden.
Zoute haring en gerookte haring of
bokking groeiden uit tot de belangrijkste
uitvoerproducten van Schiedam. In
1434 legde het stadsbestuur de eisen
vast waaraan de kwaliteit van de
haring, de afslag, de tonnen en de
netten moesten voldoen. Lieve jongens
waren die vissers overigens niet.
Tijdens een conflict omstreeks 1440
tussen Holland en Duitse handelaren
beroofden haringvissers uit Rotterdam
Boven: Het Huis te
Riviere, gebouwd door
Vrouwe Aleida, was een
belangrijke Hollandse
uitvalsbasis in de oorlog
tegen het machtige
Vlaanderen om Zeeland te
veroveren. Na het Haagse
Binnenhof was dit het
grootste kasteel van
Holland.
De afbeelding van
A. Rademaker uit circa
1725 toont het bolwerk
in welstand, naar een
16de-eeuws voorbeeld.
(GA Schiedam)
Links: Hetzegel van
Vrouwe Aleida die leefde
van circa 1230 tot 1284.
(GA Schiedam)
Links: De ruïne van
Mathenesse met links
daarvan de Rijks-HBS en
rechts de brandweer
kazerne omstreeks 1955.
(GA Schiedam/foto P. van
Eijk)