De Brandersbuurt
TOO «laai»
De 'Brandersbuurt'is geen officiële naam vooreen gedeelte van de
stad. Die naam is omstreeks 1965 gegeven aan het gebied tussen de
Schie, de Noordvest en de Korte Haven, toen nagenoeg deze hele
buurt werd gesloopt. Dat ontketende een stroom van (vergeefse)
protesten.
Familiebedrijven
Daarna heeft de gedachte postgevat dat dit
de woonbuurt van de brandersknechts
was. Dat is onjuist. Het was juist het stads
deel waar zich meer bedrijven dan
woningen bevonden. Hier stonden de
distilleerderijen en branderijen, de molens
en de mouterijen, de kuiperswerkplaatsen
en de mandenvlechterijen, de kurken- en
capsule!abrieken. Voor zover er plaats was,
stonden aan het Groenweegje, Achter de
Teerstoof, de Raam en de Verbrande Erven
ook nog wat woonhuizen.
De meeste brandersknechts woonden in de
binnenstad, in de vete hofjes achter de
Lange Achterweg, de Laan, de Raam en
de Nieuwe buurt. Hier stonden de volks
woninkjes, die 'keukens'werden genoemd,
waarvan de meeste niet méér hadden dan
een enkele kamer, een benauwde zolder
en soms een uitbouwtje waarin later een
keukentje en toilet werden ondergebracht.
Als men tenminste het geluk had daarvoor
in zijn huisje ruimte te hebben. Op het eind
van de jaren tachtig van de 20ste eeuw
verdween achter de Hoofdstraat het laatste
hofje dat voor een achttal huisjes nog een
gemeenschappelijk toilet had, midden op
het perk waarin men vroeger de was
bleekte en wat bloemen en boontjes teelde.
De huisbaas - allang geen brander meer,
maar een ijscoman - had er wel electrisch
licht in geïnstalleerd onder het motto dat
ook het hofje met zijn tijd mee moest gaan.
Zuivere alcohol van 96% procent wordt
in dit proces aangelengd met water tot
een sterkte van 35% en verder met
essences op smaak gebracht. Voor wie
het alleen om de alcohol te doen was of
wie gewend was jenever te mixen met
frisdranken, maakte het weinig uit dat
deze 'witte' jenever kwalitatief een stuk
minder was dan de traditionele
dranken. Het effect was alleen dat het
publiek jenever ging beschouwen als
een inferieure drank en dat de
traditionele distillateurs (Visser,
Vrijmoed, Hulstkamp, Blankenheym
Nolet, Hoppe en Bootz) het loodje
legden. Gezien vanuit het oogpunt van
de volksgezondheid was op de witte
jenever niets aan te merken. Nieuw was
dat de distillateurs zelf slijterijketens
stichtten en met veel kabaal een
prijzenoorlog begonnen tegen de
gevestigde merken. Daarnaast daalde
de omzet van de 'oude' jenever al jaren
door de opkomst van buitenlands
gedistilleerd, speciale bieren, en wijn.
De distillateurs verloren de strijd om
het marktaandeel. Fusies en overnames
van merken waren aan de orde van de
dag en wie zich vervoegde bij één van
de grotere distilleerderijen zag aan de
merkenverzameling bij de deur al
welke bedrijven voorgoed verleden tijd
waren, en welke alleen nog voort
leefden als etiket. Modernisering mocht
niet meer baten. Distilleerderij De
Graauwe Hengst van Daniël Visser
Zonen schafte in 1962 nog een etiketteer
machine aan en installeerde nieuwe
- zij het handmatige - afvulapparaten
om 5.000 flessen per dag te kunnen
bottelen. In 1965 verving De Graauwe
Hengst, in navolging van de 'witte'
distillateurs, het bewerkelijke en dus
dure statiegeldsysteem door een
goedkoper eenmalig-glassysteem. Het
was allemaal te laat. In 1968 viel het
doek. Onder toezicht van de douane
werden de ontmantelde distilleerketels
onbruikbaar gemaakt en de peilstokken
vernietigd. Boekhouder M.A. van
Alphen, die in 1933 als jongste
bediende bij De Graauwe Hengst was
komen werken, stond er triest bij. Na
twee eeuwen productie van een bekend
merk was dit het roemloze einde.
In 2001 telt Schiedam nog vier
distilleerderijen, alle met de naamgever
nog aan het hoofd: Dirkzwager, De
Kuyper, Nolet en UTO waarin sinds
1972 Herman Jansen en Vlek verenigd
zijn. Dit aantal lijkt niet veel voor wie
kijkt naar de aantallen branderijen en
distilleerderijen van 1890. De
productiecijfers en de omvang van
deze bedrijven maken echter duidelijk
dat er getalsmatig niet eens zo heel veel
is veranderd. De gedistilleerdindustrie
gebruikt nog altijd een flinke lap
grond, en het aantal in Schiedam
geproduceerde liters gedistilleerd is
nog steeds het grootste van alle
Nederlandse steden. Er branden geen
vuren meer achter de gevels aan de
Lange Haven, maar met tientallen
miljoenen liters drank per jaar is
Schiedam nog steeds een echte
gedistilleerdstad. Alleen vindt de
productie nu plaats in bedrijven die in
weinig verschillen van andere omvang
rijke ondernemingen in de voeding- en
genotmiddelenindustrie.
Betekenis van de gebruikte afkortingen:
GA Gemeentearchief
NGMNationaal Gedistilleerd Museum De Gekroonde
Brandersketel
SMS Stedelijk Museum Schiedam
2001 Uitgeverij b.v., Zwolle
Druk: Waanders Drukkers, Zwolle
www.waanders.nl
Boven: In 1975 herdacht
Schiedam het 700-jarig
bestaan. In het Passage
theater werd de revue
'Krijg de Claere' opge
voerd. Ook werd het
Proosje van Schiedam
geboren, een kabouter
mannetje met een
parmantig neusje en een
grote hoed, naar ontwerp
van de Schiedamse
kunstenaar Harr Wiegman.
De firma Nolet noemde
één van haar kruiden
bitters Proosje van
Schiedam en had daar
mee enige jaren
commercieel succes.
(GA Schiedam)
Rechts: Een medewerker
van Hollandia II, moutwijn-,
gist- en spiritusfabriek,
meet de temperatuur van
het beslag in de
beslagbak. (GA Schiedam)
Op de omslag: Het
Nationaal Gedistilleerd
Museum De Gekroonde
Brandersketel bezit een
grote collectie miniatuur
flesjes met sterke drank
van over de gehele
wereld. (NGM)
56