1übept>e3ites3ifnl
Het Vat dat ghy hier siet
Dat kan U met vermaken
Maer kom eens in en proef myn
iDte sal U beter smaken
E
landt t)e (Tompofttis,
Baé blief? öerwami fmnft^obifïillieten öie
Ar-
Brandende wijn
4J!|I
CcmpofiM vn ftmplictrt/onö StidJ tfjefatmie paupaü'l&n fdfcij 5! arme get
nat CW:attitt/ote b:ifainlm gefalleit po 6êbiidjem tf Htgny/vitb btirc§ ifigpetimit
pömir3^roiumobm|<^tt)icÉvff geclubtprigeoffenbart jft rtoff bcttóMeeebtgcr*»
Amsterdam 'Neel de brandewijnmaak
ster'. Stoken deed men naast het houden
van een kappers- of barbierswinkel, een
apotheek of kruidenwinkel. Maar ook
predikanten, wetenschappers, boeren
en vissers hielden zich bezig met het
stoken van 'gedistilleerde wateren'.
Vooral onder apothekers waren veel
likeurstokers, onder wie Lucas Bols, een
Amsterdamse apotheker die in 1572 met
stoken begon. In de stokerijen werkten
gemiddeld drie knechts.
De oudste vermelding van een
Schiedamse branderij dateert uit 1594.
Toen verkocht Jacob Jansz. Waerde zijn
huis 'uijtgesondert al het gene sijn
brandewijn brandinghe aengaet'. Het
zou gestaan hebben op de Dam bij de
Vlaardingerpoort. Daar waren in 1594
nog maar een paar huizen.
Waarschijnlijk bevond de bakermat van
de Schiedamse jeneverstokerij zich ter
hoogte van de huidige Vlaardinger-
straat. De woorden stokerij, branderij
en distilleerderij leiden gemakkelijk tot
verwarring. Het is niet erg waarschijn
lijk dat Jacob Jansz. Waerde al jenever
stookte. Hij hield zich waarschijnlijk
bezig met het stoken van brandewijn of
brandende wijn, een uit wijn gestookt
mengsel van wijngeest, zoals de voor
ganger van de spiritus heette, en water.
Dat werd in de late Middeleeuwen
alleen als medicijn, maar in de 16de
eeuw ook als sterke drank gebruikt. De
meeste toen gestookte dranken zouden
nu doorgaan voor likeuren en bitters.
Het accent lag nog op hun geneeskrach
tige of opwekkende werking, niet op de
roes die zij teweeg konden brengen. In
1552 schreef Phillippus Hermanni in
zijn 'Constelijck distilleerboec' over
'geneverbessenwater' nog dat men
'De bessen van geneverhout sal
stooten (fijnstampen) ende met wijn
besprenghen (besprenkelen). Dit is een
seer goet water teghen veel sieckten die
van couden ghekomen sijn'. Een drank
dus op basis van wijn.
Omstreeks 1700 kwam het stoken van
korenbrandewijn of korenwijn (uit
koren gedistilleerde brandewijn) in
zwang. Hoe men daartoe kwam is niet
duidelijk. Misschien bevindt zich een
aanwijzing in een schimpschrift uit de
tweede helft van de 16de eeuw. Hierin
aBoven: In Duitsland
verscheen in 1515 het
Liber de arte distillandi
oftewel het boek over de
kunst van het distilleren.
Dit is de eerste pagina van
de handleiding.
(GA Schiedam)
- JT.
Linksmidden: Sinds 1546
registreerde de stad
Schiedam de verkopingen
van onroerend goed in
'giftboeken'. In 1594 komt
voor het eerst een branderij
voor, wanneer Jacob Jansz.
Waerde zijn huis verkoopt
met uitzondering van 'sijn
brandewijn brandinghe'.
(GA Schiedam)
Links: Het grootste vat
waarin men moutwijn ver
voerde, heette een stuk en
bevatte 700 liter. Dat het
om de inhoud ging laat dit
uithangbord zien. Het
monogram SRB& Zn.
betekent dat het om
jenever van Simon
Rijnbende gaat. (SMS)
34