Giudici en Van Bol'Es
Vier generaties Van Bol'Es hebben Schiedam als stadsbouwmeester
trouw gediend. Cornelis van Bol'Es (1658-1699) kwam in 1690 als
'stadstimmerman'van Bolnes naar Schiedam. Zijn zoon Arij van
Bol'Es (1695-1776) aanvaardde in 1724 dezelfde betrekking, in 1775
opgevolgd door diens zoon Rutger die in 1789 de hamer overdroeg
aan de laatste Van Bol'Es:
Stadsboerderijen
Cornelis die de betrekking tot zijn pensioen
in 1827 vervulde. Arij van Bol'Es bouwde
onder andere het klokkeluidershuisje naast
de toren van de Grote Kerk, de Stads-
timmerwerf, De Doelen, het Blauwhuis en
het Proveniershuis. Van Rutgers hand zijn
de Nieuwe Sluis, het Weeshuis aan de
Lange Achterweg, de Armenschool aan het
Broersveld en de vernieuwing van het
stadhuis. Ook tekende hij een stads
plattegrond. Rutger van Bol'Es ontving na
1790 haast vanzelfsprekend de opdracht
tot het bouwen van de Korenbeurs, een
prestigieus bouwwerk dat het economisch
centrum zou vormen van de gedistilleerd-
industrie. De opdrachtgevers waren echter
niet tevreden en schakelden de in
Rotterdam wonende architect van
Italiaanse huize Giovanni Giudici in. Giudici
had in particuliere en stedelijke opdracht
reeds enkele sierlijke bouwwerken
gerealiseerd waaronderin Schiedam het
Sint-Jacobs Gasthuis (het tegenwoordige
Stedelijk Museum) Hij fleurde het
oorspronkelijk ontwerp van Rutger van
Bol'Es op met tal van classicistische
elementen waaronder de timpaan, de
natuurstenen voorgevel en verdeling van
de gevelpartijen door pilasters. Het
economisch centrum moest de uitstraling
hebben van een financiële tempel,
waarvoormen het ontwerp van Van Bol'Es
als te simpel, te streng en te Hollands
beschouwde.
Deze rekken dienden om het vers
getaande touwwerk en de getaande
zeilen te drogen. Taan is een aftreksel
van eikenschors dat textiel beschermt
tegen water en zout. De naam Taansteeg
op die plaats verwijst nog naar deze
scheepswerven.
Ook de Keetsteeg ontleent z'n naam
aan de visserij. Aan het einde van deze
steeg bevonden zich de zoutketen. De
Gheyn heeft hier een indrukwekkende
wolk stoom boven getekend en die zal
daar zeker vaak zichtbaar geweest zijn.
In de zoutketen reinigden de zout-
zieders het ruwe zeezout uit Portugal
en Frankrijk in schoon water. Hierna
dampten zij de pekel er uit en maalden
de schone kristallen tot een grof soort
keukenzout. Schiedam had hiervan
enorme hoeveelheden nodig voor de
visserij. Het is ook een echt bedrijf,
daar tussen de Lange Haven en de
Westvest.
Meer instellingen en ambachten hebben
hun naam aan straten gegeven. Achter
de Teerstoof en De Verbrande Erven
zijn plaatsen waar met vuur werd
gewerkt. Ook de herkomst van de
namen Westmolen- en Noordmolen
straat laat zich nu nog gemakkelijk
raden. De Noordmolen staat trouwens
nog steeds stevig op de plaats waar
zich ook in de Middeleeuwen reeds een
molen bevond. De Appel- en Vismarkt
verwijzen naar de betreffende markten,
al lagen die ten tijde van De Gheyn op
iets andere plaatsen. Tenslotte laat ook
de verklaring van de naam van de
Boterstraat weinig te raden over. Daar
voerden de boeren hun zuivel aan.
Het open landschap dat Schiedam
omringde, strekte zich in 1598 uit tot
het centrum. De Grote of St. Janskerk
stond nog aan de rand van de stad en
een aantal binnenstedelijke weitjes. In
de brede stadsrand die De Gheyn langs
de Broersvest en de Noordvest tekende,
zijn de boerensloten nog makkelijk
herkenbaar. Op tientallen plaatsen in
dit gebied stonden open hooischuren
en bevonden zich waterputten voor het
(klein)vee. Ook tekende De Gheyn veel
touwslagerijen op het open land. Een
enkele is op de kaart in bedrijf. Andere
zullen mogelijk actief zijn geweest in
perioden waarin veel vraag was naar
touwwerk en netten voor de visserij.
De plaatsen waar de netten werden
gerepareerd, toont hij ook. Die bevon-
Linksboven: Aan de
Raam stonden in de 16de
eeuwdetijkwerkers-
huisjes. Zowel de huisjes
als de Raam verwijzen
naar textielnijverheid. Tijk
is een damastachtige stof
voor beddenzakken. De
ramen, rechtopstaande
houten palen met een
dwarslat, dienden om de
na bewerking gekrompen
stofweerinmodelte
krijgen. (Kaart van Jacob
de Gheyn/GA Schiedam)
Hierboven: Tijdens de
Tachtigjarige Oorlog
bestonden de legers
geheel uit huursoldaten,
zowel aan Staatse als
aan Spaanse zijde. Zo
kwamen Duitse en
Schotse huurlingen onder
Willem van Oranje en
Italiaanse onder Alva naar
onze gewesten. Hier een
Duitse krijgsman.
(Afbeelding uit L. van
Beurden, Over mode en
mensen)
Links: Om de boerderij
van Ary Gerritsz Smit aan
de Schie bij de Poldervaart
liet Willem van Oranje in
1573 een fortificatie met
zes kanonnen bouwen,
waarmee de Spaanse
schepen bestookt konden
worden. Men gaf deze de
naam 'Schamp Alba' naar
de beruchte Spaanse
landvoogd Alva.
(Tekening van W. van der
Lelie/GA Rotterdam)
oyrr it UiRMi
156