De stadsdokter
Schiedam stelde in 1430 voor het eerst een stadsdokter of 'medicijn'
aan: Willem Hughen. Zijn hoofdtaak was de zorg voor de zieken in het
Sint-Jacobsgasthuis, maar hij moest ook andere zieken behandelen,
de armen gratis en alle anderen 'om redelijk loon'.
De Heete Ziekte
isë
De stad betaalde hem daarvoor 24 gulden
per jaar. De benoeming van een nieuwe
dokter kon tot boeiende onderhandelingen
leiden. In 1586 bedong doctor medicinae
Joost Augustijnsz. Staipaert van der Wyle
vrijdom van bierbelasting en vrijstelling van
dag- en nachtwacht. Hij mocht bovendien
een vierde deel van de stadstuin gebruiken
voor het kweken van de kruiden die hij
nodig had voor de bereiding van zijn
medicijnen. Eén ding kreeg hij niet voor
elkaar: vrijstelling van inkwartiering van
soldaten 'overmits de clynheyt van der
stede'. Tien jaar later kwam Staipaert van
nieuw pand op de hoek van de
Burgemeester Knappertlaan en de Arij
Prinslaan, waar het nog steeds als
bejaardenhuis functioneert.
De middeleeuwse mens leed aan zulke
vreselijke en besmettelijke ziekten, dat
het nodig was de lijders in afzonderlijke
der Wyle weer bij zijn bazen. Zijn collega 's
in steden als Rotterdam en Delft kregen
ieder jaar met nieuwjaar een 'vereeringe
zoals een fooi toen deftig heette. Dat zou
voor hem toch ook moeten gelden. Het
stadsbestuur vond dat redelijk en kende
hem jaarlijks een 'tabbertlaecken ofte
12 gulden extra'toe. In 1869 werd het
aantal stadsdoktoren uitgebreid tot drie.
De functie van stadsdokter is blijven
bestaan tot 1947, toen de Gemeentelijke
Geneeskundige- en Gezondheidsdienst de
'geneeskundige armenverzorging'
overnam.
huizen onder te brengen. Sommige
ziekten, zoals de pest of zwarte dood,
kwamen alleen voor in de vorm van
epidemieën en eisten in korte tijd
honderden doden onder de bevolking.
Andere maakten voortdurend slacht
offers, zoals de lepra of melaatsheid,
een huidziekte die de kruisvaarders uit
het Heilige Land hadden meegebracht.
De verspreiding was vaak het gevolg
van de gebrekkige hygiëne. Dat men
daar weinig benul van had, blijkt uit
het verbod in 1518 om zes weken nadat
iemand aan de pest gestorven was een
raam open te zetten om te luchten. De
lucht zou de mensen op straat kunnen
besmetten.
De pest of 'heete ziekte' was een
infectieziekte uit India die regelmatig
de bevolking van Schiedam uitdunde.
De lijders werden verpleegd in het
Pesthuis tussen het Groenweegje en de
Noordmolenstraat. Het moet een
blauw huis geweest zijn, want in 1600
kreeg Tanneken Hubrechts van
Vervoorden een 'camerken in des
Stedes blauwhuys', waarmee men het
pesthuis bedoelde. Een binnenvader en
Boven: Pestlijders
vonden oorspronkelijk
onderdak in het Sint-
Jacobsgasthuis. Vanaf de
epidemie van 1526 achtte
het stadsbestuur het
nodig een speciaal
ziekenhuis voor hen in
het leven te roepen, dat in
de Boterstraat kwam te
staan. In 1571 verplaatste
men het naar wat later het
Spinhuispad zou gaan
heten. Aangezien de pest
niet permanent heerste,
kreeg het pesthuis in 1644
een bestemming als
strafinrichting voor
alcoholisten, hoeren en
krankzinnigen. (Detail
kaart J. de Gheyn/GA
Schiedam)
Links: Het in 1276
gestichte Sint-Jacobs
gasthuis stond sinds
1532 aan de Hoogstraat.
Kennelijk was de staat
van het gebouw in 1598 al
zo slecht, dat men van
plan was een nieuw
gasthuis te bouwen. Dit
plan is niet doorgegaan
en men bleef in de
middeleeuwse
bebouwing zitten. Nadat
een hele reeks
verbeteringen aan het
gebouw in de jaren 1680
was uitgevoerd,
vertoonde het vanaf 1687
dit aanzicht. (Aquarel F.
Ligtenberg/GA Schiedam)