De Lazarusziekte
Het Blauwhuis
bestuur het Blauwhuis op. Het gebouw
was daarna postkantoor, Gymnasium
en sinds 1967 Muziekschool.
De leprozen hadden sinds 1485 een
verpleeg- of leprooshuis op het
'Ziekeveld' buiten de Overschiesche
poort. Omdat zij met bedelen in hun
onderhoud voorzagen, kon men hen
niet helemaal van hun medeburgers
isoleren. Als ze in de stad gingen
bedelen, kondigden ze met ratels hun
komst aan. De gezonde burgers konden
dan hun goede gaven, geld of voedsel,
deponeren op schalen die de leprozen
mee terug namen naar het Leprooshuis.
In 1591 kwam er een nieuw Leproos
huis, iets verder van de poort, op de
Hierboven: Niet zozeer
de notie van de
besmettelijkheid, maar
meer de opvatting dat wie
aan melaatsheid leed,
kennelijk had gezondigd,
was de reden voor de
verbanning van de
leprozen buiten de stad.
Het leprooshuis dat vanaf
1482 op een terrein aan de
Schie stond, onderging in
1593 een renovatie.
(Detail kaart J. de
Gheyn/GA Schiedam)
Rechtsboven: Het
overleden jongetje ligt op
stro zodat zijn ziel zich
niet kan vasthechten aan
het bed, dat daardoor niet
meer bruikbaar zou zijn.
Bartholomeus van der
Helst schilderde dit
portret in 1645. (Stedelijk
Museum Het Catharina
Gasthuis te Gouda)
Rechtsonder: Vanaf 1644
gebruikte men het
pesthuis als verbeterhuis
voor dronkaards en
andere lastige figuren.
Later waren het vooral
drankzuchtige en
overspelige vrouwen die
het stadsbestuur hier liet
opsluiten. In 1764 was dit
pand zo vervallen dat men
tot nieuwbouw overging
aan de Lange Nieuwstraat
(Gravure naar I. van
Haastert/GA Schiedam)
-moeder zorgden voor de zieken,
terwijl een chirurgijn, een lager
geschoolde dokter dan de stadsdokter,
verantwoordelijk was voor de
behandeling. Tot de Tachtigjarige
Oorlog waren alle patiënten pestlijders,
maar omdat de pest alleen als epidemie
voorkwam en het Pesthuis dus
regelmatig leeg stond, moest het tijdens
die oorlog ook zieke soldaten opnemen.
Toen de oorlog in Schiedam over was
en het aantal epidemieën afnam, kreeg
het gebouw een andere bestemming. In
1644 werd het een verbeterhuis voor
liederlijke mannen en vrouwen.
Misschien was Tanneke daar een
voorloopster van.
In 1763 kochten de regenten vier
huisjes aan de Lange Nieuwstraat, die
ze vervingen door een nieuw gebouw
dat tot 1846 huisvesting en verzorging
bood aan dronkaards, hoeren en
krankzinnigen. De meeste bewoners
waren vrouwen. Toen in 1763 Heijltje
de Reus veroordeeld werd, omdat ze
zich schuldig maakte aan dronken
schap en wangedrag, luidde het vonnis
dat zij moest worden opgenomen in het
'vrouwen verbeterhuijs of sogenaamde
blaauwhuijs'. De Schiedamse dichter
Jan Hey schreef over deze vrouwen:
'Jonge dochters, kwaade wijven, die in
Drank of hoerery loopen de Eerbaar
heid verby (voorbij), En haar bloed een
smet aanwryven; Daarvoor is een Huis
gestigt, Waar men die brengt tot haar
pligt.' Toen het in 1842 niet lukte om
het huis te gaan gebruiken voor
mensen die wegens verkwisting of
wangedrag veroordeeld waren tot
dwangverpleging, hief het stads-
189