Het Proveniershuis
Rechtsonder: Op het
Overschieseplein stond
aanvankelijk een
eenvoudig leprooshuis
of ziekenhuis voor
melaatsen, later ingericht
als Proveniershuis (het
hoge gebouw midden op
de tekening) voor veelal
oude mensen die zich
inkochten voor levens
lang onderdak en
voeding. (Tekening 0.
DeConinck/GA Schiedam)
Rechtsboven: In 1820
richtte de Maatschappij
tot Nut van 't Algemeen in
de Consistoriekamer van
de Gasthuiskerk de
'Spaarbank 1820'op, die
daarmee de spaarzin van
'Ambagslieden'zoals
'zeevarenden, visschers
en dienstboden'wilde
bevorderen. Het bleek een
groot succes. (Tekening
uit: Gedenkboek
Spaarbank 1820-1920/
van 1.000 tot 2.500. Een boekhouder
verdiende in de 18de eeuw 500 tot
800 per jaar en een nette woning of
winkel kostte 800 tot ƒ1.500. De
proveniers zullen dus uit de kleine
burgerij afkomstig zijn geweest. Zij
moesten ook hun huisraad meebrengen,
die na hun overlijden aan het huis
verviel, en hun medebewoners
trakteren op een half vat bier.
Het Leprooshuis heette daarna
Proveniershuis en kreeg als stedelijke
instelling van weldadigheid van de
vroedschap in 1635 een extra stuk tuin
tussen de mestvaalt bij de Overschiesche
Poort en het huis 'tot plaizier en
verlustiging van haar commensalen'.
Toen het aantal proveniers bleef
groeien, bouwde stadsbouwmeester
Arij van Bol'es in 1758 een nieuw huis.
Schiedam beleefde in die tijd zijn eerste
bloei als jeneverstad en dat wilde de
vroedschap graag laten zien. De
regenten Jan Burgwal, Jan van der
Heim, Simon Knappert en Jacob
Meerman hebben dan ook een royaal
gebouw laten neerzetten. De huisregels
waren streng. In de zomer ging de
Hierboven: Lange tijd
woonden er vooral
bejaarden in het
Proveniershuis. Nu
wonen er jongeren en
kunstenaars. (Foto J. v.d.
Hoeven/GA Schiedam)
Het Leprooshuis is omstreeks 1630
betrokken door oude mannen en
vrouwen die een 'prove' kochten en
daarnaar proveniers heetten. Een prove
garandeerde levenslang eten, drinken
en wonen. De prijs varieerde,
afhankelijk van het huisje of de kamer,
197