Op 24 september 1782 vond om tien uur in de ochtend in de
'Cathechiseer zael' van het Weeshuis aan de Lange Achterweg
de plechtige ingebruikneming plaats van het nieuwe wees
huis dat de stad had laten bouwen door stadsbouwmeester
Rutger van Bol'es. Voor een gezelschap van genodigden én
alle weeskinderen hield dominee Guarnerus Soetens een
stichtelijke en vooral lange preek -die zelfs in druk
verscheen- waarna het gezelschap zich verplaatste naar de
eetzaal van de kinderen. Daar heeft men die 'zeer smakelijk
en vrolijk zien eeten, wordende op Eene deftige wijse
vergast en met Een glaesje wijn betaemelijk vervrolijkt'.
Vervolgens trokken de notabelen naar de naaizaal, waar zij
een maaltijd genoten, die zo 'deftig' was dat ze pas 's avonds
'voldaen zijn gescheijden'. Om misverstanden te voorkomen,
de maaltijd betaalden de regenten 'uit haere Privé Cas'.
Magistraatsarmenkamer
Op de omslag: Groot
Dennenlust, de
Schiedams-Delftse
kindergezondheids-
kolonie in het bosrijke
Gelderse Voorthuizen. Op
de voorgrond staat 'de
melkbank'. Om elf uur
luidt het klokje voor het
drinken van melk, de
bekers staan klaar.
(GA Schiedam)
Links: Ruim dertig jaar
was Pieter van der Kuy
huisarts in Kethel. Op
deze foto uit 1951 onder
zoekt hij een baby in het
Kethelse consultatie
bureau voor zuigelingen.
Links op de foto kijkt de
Australische kinderarts
dr. Barbara Meredith toe,
die op haar studiereis
door Europa in Kethel
kennismaakte met de
Nederlandse zuigelingen
zorg. (FotoA. Maltha/
GA Schiedam)
Rechts: Eén van de
gevolgen van de
emancipatie van de
katholieken in de 19de
eeuw was de stichting
van eigen instellingen
voor armenzorg. Het in
1850 in de Korte
Kerkstraat opgerichte
Sint Liduïnagesticht voor
ouden van dagen was in
1861 aan vervanging toe.
Aan de Nieuwe Haven
werd dit pand gebouwd
naar ontwerp van de
Leidse architect Theo
Molkenboer.
(GA Schiedam)
Redactie: Jef Jansen, Siebrand Krul, Harriët Kruse, Ser Louis, Laurens Priester, Henk Slechte en Frederieke Verheijen.
Tekst: Henk Slechte.
Sociale zorg
Tot ver in de 19de eeuw waren armen,
zieken, bejaarden, wezen en zwervers
afhankelijk van de weldadigheid van
de stad waarin zij woonden en de
kerken waartoe zij behoorden. Voor de
zieken en bejaarden waren er 'gods
huizen' of 'instellingen van weldadig
heid' en voor de armen de Heilige
Geestmeesters die in hun huis aan de
Raam levensmiddelen en kleding
uitdeelden. Niet-Schiedamse armen
kregen niets en moesten bedelen. In de
Tachtigjarige Oorlog waren er zoveel
ontheemde vreemdelingen dat
Schiedam in 1598 het bedelen verbood.
Bedelaars die korter dan drie maanden
in Schiedam waren, moesten weg, en
burgers die middelen van bestaan
hadden, moesten geld geven voor de
behoeftige medeburgers. De
Magistraatsarmenkamer zorgde voor
de inzameling en verdeelde de stad in
vier kwartieren, elk met een eigen
aalmoezenier die wist waar geld zat en
waar geld nodig was.
De diaconie van de protestanten en de
rooms-katholieke armmeesters zorgden
voor hun eigen armen. Het aantal
katholieken groeide door de komst van
vreemde arbeiders naar de
moutwijnindustrie zo snel dat de
Magistraatsarmenkamer in 1768 bij de
vroedschap klaagde dat het aantal
verzoeken om bijstand van katholieke
armen per dag toenam. De vroedschap
bepaalde daarop dat het 'gantsche
onderhoud der Rhoomsgesinde
177