Maatschappelijk Hulpbetoon
v
y Z^-ee// c f* /-
Rechts: In de tijd van de
Republiek was het
jehruitep dat men zich
pas in een andere stad of
dorp kon vestigen na een
verklaring dat men geen
beroep zou doen op de
plaatselijke armen-
fondsen. Dit gebeurde
met een 'akte van
indemniteit'. Verviel men
tot armoede, dan moest
men terug naar de stad
waar men vandaan kwam,
in dit geval terug van
Kethel naar Schiedam.
(GA Schiedam)
Onder: In de jaren 1930
telde Nederland honderd
duizenden werklozen
vanwege de slechte
economische toestand.
Ook Schiedam kende er
duizenden die elke dag
moesten komen
'stempelen' opdat ze niet
stiekem iets konden
bijverdienen. De armoede
was groot. Hier staat in
1935 een dichte rij
werklozen voor het Sint-
Jacobsgasthuisaande
Hoogstraat voor
goedkope aardappelen
en groenten. (Foto J.
Schneider/GA Schiedam)
voor de ondersteuning van behoeftige
inwoners was, bleek tijdens de
economische wereldcrisis van 1929 die
in Schiedam in de glasindustrie en de
scheepsbouw veel werkloosheid
veroorzaakte. Schiedam telde toen
ruim 6.000 werklozen, wat neerkwam
op 11% van de totale bevolking. De
stad had zoveel werklozen dat ze in
1932 van alle gemeenten tussen de
50.000 en 100.000 inwoners het hoogste
bedrag per inwoner aan ondersteuning
kwijt was: 0,79. De 'steun' waarop de
werklozen recht hadden was geen
vetpot: gemiddeld 19 per week en
's winters een gulden meer voor
brandstof. In 1936 werd dat eenmalig
aangevuld met een extraatje bij de
verloving van prinses Juliana. De 'steun'
betekende voor de meeste werklozen
een halvering van hun inkomen.
Bovendien was de huishuur van drie
tot vijf gulden niet gehalveerd. Naast
'steun' kregen de werklozen hulp in
natura, zoals levensmiddelen, bedden
goed, kleding en schoeisel. Vanaf 1935
kon iedere werkloze eens per week
goedkope groente halen in het Sint-
Jacobsgasthuis: een half pond per lid
van het gezin voor 1,5 cent per pond.
Ook de spijs- en soepkokerijen kwamen
terug, zoals die van de Vincentius
Vereeniging in het pand van de
katholieke armenzorg Lange Haven 11.
Om te voorkomen dat ze stiekem
bijverdienden, moesten de werklozen
dagelijks 'stempelen'. Ze ervoeren dat
als een vernedering. De leden van een
vakbond mochten stempelen in het
Maatschappelijk Hulpbetoon, zoals het
Burgerlijk Armbestuur sinds 1932 heette,
keerde de 'steun' uit en verstrekte de
levensmiddelen en kleding. Daarnaast
had iedere stad een eigen crisiscomité
dat voor de werklozen collecteerde. In
Lr/C /t /f/t
meeree f/e ree
Z> t TZc/Ze/> Zeccr Z/r r j
Vc^ee ZrZrreu/c/i
c'cr /i Cc/1
f CJC f,, yj v>/y/. Z 7/ Ze/ Ys
C C v// W 'Ze %/cYc Z 1 cfet-
r V/ C ////CA 7 ZijC^lA /cs/r/
Zcct<-t Zc/C A j> 6'
O, Cr ca Z es seC/Z/'"ec ten A
7/ C "f/^sfee t' YJe
7r A/iSAm rrr Zre/en
(^/h/cc fre^t/e /c>Z 7\/cr s//'A~c Src/r
^)'cc ?cn ZZc 7 cc A
(y/cr^r/e/i cA r r///r/c. 7c zV/Ty r/c
rn7e Zjh S r/ Z Zere er/
r*/
9
f t t/
gebouw van hun bond, waar men nog
een beetje 'onder elkaar' was, maar de
anderen moesten naar de Korenbeurs,
waar soms duizend stempelaars op
straat op hun beurt stonden te wachten.
Daar was het vaak zo onrustig dat
marechaussees te paard de werklozen
uiteen dreven. Controleurs van
Maatschappelijk Hulpbetoon mochten
op ieder moment de woningen van de
steuntrekkers inspecteren, op zoek naar
onwettige bijverdiensten. Zij deden dat
ook.
179