Leeuw in de Doelen
S '-'.rw
Tentoonstellingen en musea
Alles wat exotisch was, gold in de 17de en 18de eeuw als bijzonder en
bezienswaardig. De bezitters van exotische dieren lieten die daarom
graag en natuurlijk tegen betaling, aan het publiek zien.
waar de burgemeester voorzitter
P.M.J. Lagerweij van de Feestcommissie
aan de hoge gast voorstelde. Het bezoek
van de Prins van Oranje aan Schiedam,
een eeuw nadat hij in Scheveningen
voet aan vaderlandse wal had gezet,
werd afgesloten met een optocht van
toneelverenigingen, koren en orkesten,
en praalwagens van bedrijven als
stearinekaarsenfabriek Apollo en
distilleerderij Simon Rijnbende Zn.
Veel mensen kwamen lopend van
heinde en ver, maar vooral uit
Rotterdam, om dit feest mee te maken.
Ook de trams waren afgeladen en toen
die na twee uur niet meer reden, liep
over de nog landelijke Rotterdamsche
Dijk een ononderbroken en luidruchtige
stroom mensen terug naar Rotterdam.
Sommigen brachten dat niet meer op
en wachtten half slapend in de tram
huisjes op de Koemarkt op de eerste
tram.
Lang voordat Schiedam over musea
beschikte, konden de inwoners zich al
vergapen aan nieuwe uitvindingen en
bijzondere kunstwerken. Die tentoon
stellingen en demonstraties waren in
Musis Sacrum. In november 1878
adverteerde Maju, in Schiedam bekend
van het theater waarmee hij jaarlijks
op de kermis stond, dat hij in de grote
zaal van Musis Sacrum 'de groote
phonograaf', een uitvinding van de
Amerikaan Thomas A. Edison zou
demonstreren. De entree was 75 cent,
tien procent van het gemiddelde
arbeidersloon. De redacteur van de
krant was lyrisch. Maju had enkele
zinnen in de phonograaf of geluid
schrijver gesproken en die had het
gesprokene terug gegeven met een
precisie die ieders verbazing had
gewekt. Het praktische nut van het
Eén van de vroegste voorbeelden in
Nederland is de olifant Hansken uit Ceylon
die in 1642 een bezienswaardigheid was
op de Amsterdamse kermis, en één van de
bekendste tentoongestelde dieren is de
neushoorn Clara uit Assam in Bengalen,
die de Nieuwendammers in 1747 konden
bewonderen. Schiedam werd bij de
tournees van dit soort dieren niet
overgeslagen. In 1756 stonden de
burgemeesters ene Duclos toe 'eenige
dagen een Leeuw volgens zeker biljet
daarvan geexhibeert [opgehangen], in de
Stads Doele te mogen vertoon en'. Het
stadsbestuur wilde de Schiedammers dit
bijzondere dier niet onthouden, maar drong
er tegelijk op aan 'alle voorsorg en
oplettendheyd te gebruijken, ten eijnde
ongelukken werden geprevenieert'
[voorkomen]. Of de Schiedammers zich
massaal naar de Doelen hebben begeven,
is niet bekend.
toestel zag de redacteur nog niet, maar
dat zou vast nog wel blijken.
Zoals in veel Nederlandse steden kreeg
ook in Schiedam de gegoede burgerij
in de loop van de 19de eeuw belang
stelling voor de geschiedenis van de
eigen stad. Uit het initiatief van
enkelingen groeide een plaatselijk
historisch museum. In 1899 nam de
gemeente die verzameling over en
bracht haar onder in de Doelen. Op
de gemeentelijke begroting stond
100 gulden per jaar voor 'inrichting,
onderhoud en het doen van aankopen'.
Gerrit Visser van branderij en
distilleerderij Daniël Visser Zonen
die aan Lange Haven 28 en 50-52
jenevers en likeuren produceerde onder
de merknaam De Graauwe Hengst,
legde de basis voor de stadshistorische
collectie. Hij was commandant van
de schutterij en omdat hij een zware
commandostem en een stevige omvang
had, noemde het socialistische blad
De Moker hem spottend 'majoor
bulderdeboem'. Visser verzamelde
allerlei wapentuig en archeologische
voorwerpen die arbeiders bij bouw
werken in de binnenstad vonden en
bij hem brachten. In 1909 ging het
museum open voor het publiek en in
1926 stelde de gemeente makelaar
C.H. Schwagermann als beheerder aan.
Hij had voor architect geleerd, kende
veel kunstenaars en handelde in kunst
en antiek. Schwagermann maakte van
het Stedelijk Museum een (cultuur-)
historisch museum, maar verwierf
ook werk van belangrijke kunstenaars.
Hij organiseerde tentoonstellingen en
zorgde dat het museum in 1940 kon
Boven: Dankzij de gilden
floreerde in de 18de eeuw
de glasschilderkunst. Alle
gilden hadden namelijk
één of meer glazen in de
Grote of Sint-Janskerk.
Hier een tekening van één
der glazen van het Sint
Nicolaas- of Kramersgilde
met de patroonheilige en
de wapens van deken en
hoofdlieden. De glazen
zijn verdwenen, mogelijk
in de Bataafs-Franse Tijd
(1795-1813). (GA
Schiedam)
Linksboven: Hoewel ook
Schiedam enkele
zilversmeden kende,
waaronder Pieter van
Gilse, Hetende kinderen
van de vermogende
koopman Hendrik
Kerssenmakers en Maria
Theresia Raessens deze
zilveren koffiekan bij een
Delftse zilversmid maken
ter gelegenheid van hun
vijftigjarig huwelijk in
1770. Kerssenmakers, die
woonde aan de Lange
Haven, mocht dan wel
vermogend zijn, als
katholiek was hij
uitgesloten van stedelijke
bestuursfuncties. (Pc)
214