IK HERINNER MIJ NOG...
Reinier Scheeres
Burgemeester Reinier Scheeres (1944) is geboren in Wassenaar, in een gereformeerd gezin
waar in de verkiezingstijd altijd een bord van Jelle Zijlstra (ARP) in de tuin stond. Hij
studeerde economie en bedrijfskunde in Rotterdam en kwam in 1968 in Schiedam wonen,
omdat hij wilde trouwen en in Rotterdam geen woonruimte kon vinden. Het verhaal ging dat
je hier goedkoop en zonder woonvergunning terecht kon en Scheeres kocht een huisje in de
Zwaansteeg. Toen bleek dat hij toch economisch gebonden moest zijn, ging hij werken bij
slijterij Jansen aan de Hoogstraat. Na zijn afstuderen in 1972 werd hij ambtenaar bij het
ministerie van Financiën.
Boven: Reinier Scheeres
was raadslid (1974),
wethouder (1975-1983) en
is vanaf 1984 burge
meester van Schiedam.
Eén van de taken van een
burgemeester is de
verwelkoming van nieuwe
bewoners in zijn
gemeente, waaronder
deze Gallowayrunderen in
het Beatrixpark op 7 juni
1997. (Foto J. van der
Ploeg/GA Schiedam)
'Ik wilde mensen leren kennen en ging
naar de nieuwe afdeling van D'66. Daar
ontmoette ik Vincent Broeke, Bert
Kaptein en Aad Wiegman die alle drie
een rol in de Schiedamse gemeente
politiek zouden gaan spelen. Zo'n
nieuwe, kleine afdeling vond ik
aantrekkelijk, omdat er nog geen
gevestigde orde was en ik direct actief
kon worden.
Mijn eerste activiteit was folderen, met
Hans Gruyters in Nieuwland. Ik moest
bellen; als men boos reageerde,
vertoonde Gruyters zich niet, maar als
men vriendelijk was, kwam hij
tevoorschijn en verdween ik naar de
achtergrond. Wat later kwamen de
plannen voor een Progressieve
Volkspartij van PvdA, D'66 en PPR. Ik
ging bij de PvdA en de PPR kijken en
voelde me bij de PvdA beter thuis dan
bij de PPR en D'66. Toen die
Progressieve Volkspartij niet doorging,
koos ik voor de PvdA.
Het waren roerige jaren, waarin ik ook
bij Jan Schaper in het Zakkendragers
huisje kwam. Daar trof ik Willem en
Jaap de Visser, Geert van der Linden en
de krakers van de Mouterij, zoals Hans
de Ruiter. De Brandersbuurt was al
bijna gesloopt en het college van
burgemeester en wethouders wilde met
projectontwikkelaar Empeo de binnen
stad aanpakken en omtoveren in een
modern centrum met protserige
winkels. De actievoerders waren daar
mordicus tegen en maakten daarom
plan C, een alternatief plan dat het
centrum wilde behouden en
opknappen in plaats van slopen en
saneren. Het heeft niet geholpen en ik
voelde me vreselijk machteloos, toen de
beuk in het schilderachtige
Willemshofje ging.
In 1974 kwam ik in de raad en in 1975
volgde ik Cor Bolmers als wethouder
op, toen die moest opstappen wegens
zijn befaamde Gat tussen Broersveld en
Broersvest. Een verschil tussen de
gemeentepolitiek van toen en die van
nu is de gedrevenheid. Wij gingen
voluit voor onze idealen én voor de
macht, want alleen daarmee kon je
idealen verwezenlijken.
De bestuurlijke praktijk was heel
anders. Toen omstreeks 1983 de
neergang van de scheepswerven niet
meer te stuiten was, was ik wethouder
van Financiën. Wilton-Fijenoord kon
alleen overleven met veertig miljoen
gulden om de schuldeisers tevreden te
stellen. De gemeente kocht toen voor
40.000.000 de grond, om die weer aan
Wilton in erfpacht te geven. Wilton
betaalde zijn crediteuren en de dreiging
van het faillissement was van de baan.
Ik had wel een foutje gemaakt door
meteen een fax met die suggestie aan
de directie te sturen en niet eerst in het
college en de raad voor draagvlak te
zorgen. De enige in het college die
ervan wist was Cor van Tilborg (VVD).
De andere collega's waren terecht boos,
maar gingen achteraf akkoord, omdat
maar één ding telde: werkgelegenheid.
Wilton was een begrip in Schiedam en
niemand kon zich de stad zonder die
werf voorstellen. Nu zou zoiets veel
zakelijker bekeken worden en zou ik er
niet mee weg komen.
Een wethouder wordt zelden
burgemeester in 'zijn' gemeente. In
Schiedam is dat alleen gebeurd met
M.L. Honnerlage Grete die tot zijn
64ste wethouder was en daarna nog
negen jaar een geliefde burgemeester.
Hij was vergroeid met het sociale leven
in Schiedam. Mijn voorganger Johan te
Loo 'paste niet in het Schiedamse
landschap' en vertrok in 1983 na drie
jaar naar Leeuwarden. De meeste
fracties, ook het CDA dat in de
oppositie zat, wilden dat risico niet
opnieuw lopen en vroegen mij te
solliciteren. Ik was bovendien
ingewerkt. Zelf bleef ik het raar vinden,
tot Commissaris van de Koningin
Maarten Vrolijk belde en zei dat ik me
niet geremd hoefde te voelen.
In al die jaren heb ik veel mensen
ontmoet, waaraan ik met respect en
vriendschap terug denk. Zo iemand is
Gerard Verhulsdonk die lang
fractievoorzitter van de VVD is
geweest en wiens winkel een vaste plek
van samenkomst was voor politici van
alle gezindten. Maar ik denk vooral nog
vaak aan Jan Simons, de 'godfather'
van de PvdA. Hij had veel invloed, ook
buiten de PvdA. Zijn methodes om
dingen te bereiken spraken niet
iedereen aan, maar ze waren wel
effectief. Hij sloeg een probleem op in
zijn kop en hield het vast totdat hij een
oplossing had gevonden. Die
oplossingen waren altijd in het belang
van de stad. We hadden natuurlijk ook
wel eens woorden, bijvoorbeeld over
de nog altijd actuele erfpacht, waarin ik
gematigder was dan hij.'
247