t ntu/j van JA etthe^tejfc meesters en zeven schepenen door in te brengen een 'toegevouwen beslooten billiet inhoudende ses personen tot Burgemeesteren ende gelijcke billiet van veertien personen tot Schepenen ende mede een van drye persoonen tot yedere vacante plaetse in de vroetschap'. Deze personen moesten behoren tot de 'redelijckste, rechtvaerdichste, rijckste, verstandichste ende vreedsaemste poorteren Liefhebbers van het Vaderlant, ende van de ware Christelijcke gereformeerde Religie'. Bovendien moest men minstens drie jaar poorter zijn. Vader en zoon, broer en zwager mochten niet tegelijkertijd in functie zijn. De ambten van burge meester en schepen mochten maximaal twee jaar achtereen uitgeoefend. De baljuw nam de eed af. Boven en rechts: De gevolgen van de Tachtig jarige Oorlog zijn nog steeds te zien aan de ruïne van het kasteel van Mathenesse. Gesticht door Aleida, kreeg de adellijke familie Van Mathenesse het in 1339 in leen. Zoals te zien in de bovenste afbeelding, getekend door Jan Jansz. Potter, was het kasteel in 1572 nog intact. Staatse soldaten bezetten het tijdens het beleg van Leiden in 1574. Mogelijk om een belegering door de Spanjaarden te voorkomen, vernietigden zij het kasteel. Wat daarna resteerde, is op de rechter kaart uit 1598 te zien. (Kaartboek J.J. Potter, kaart J. de Gheyn/ GA Schiedam) Rechts: Behalve het grootzegel, waarmee de stad onder meer afspraken met andere staten en steden bekrachtigde, kende Schiedam ook een zegel 'ten zake', waarmee men documenten van publiek belang bezegelde. Dit zegel, gemaakt in het laatste kwart van de 16de eeuw, is tot 1617 gebruikt. (GA Schiedam) liet slechts een gering spoor na in de regering van Schiedam. Op 23 juli 1572 verlieten de troepen van de hertog van Alva Rotterdam en omstreken richting Henegouwen. Drie Spaansgezinde Schiedamse bestuurders vreesden de wraak van de Watergeuzen en vluchtten naar Utrecht: baljuw Nicolaas van Beveren en de vroedschappen Sebastiaen Anthonisz. en Eelant Dammisz. Vreemd genoeg is nergens vastgelegd wanneer Schiedam de kant van Willem van Oranje koos. De meest waarschijnlijke datum is 25 juli, de dag waarop Rotterdam overging. Het verliep allemaal geruisloos. Er was geen sprake van verzet, het stadsbestuur bleef op de drie genoemden na in functie en nam een neutrale, afwachtende houding aan. De Spanjaarden kwamen terug naar Holland. Begin november 1573 waren zij bij de Vijf Sluizen, maar Schiedam bleef buiten schot. Kethel was minder gelukkig. Er bleef weinig overeind van het dorp, en veel land bleef jaren onder water staan. Eind 1574 was het directe militaire gevaar geweken. De organisatie van het stadsbestuur veranderde van karakter. De vroed schap bleef de 24 leden tellen die het keizerlijk privilege van 1528 voor schreef, maar promoveerde tot het belangrijkste bestuurscollege dat geregeld bijeen kwam in het stadhuis om alle stadszaken te behandelen. Wel bleef het bestuur aan de stadhouder ter benoeming dubbeltallen van burge meesters en schepenen voordragen. Dat gebeurde uiteraard niet tijdens de twee stadhouderloze tijdperken (1650-1672 en 1702-1747). Toen koos Schiedam zelf. De Staten van Holland hadden kort na de dood van stad houder Willem II in 1650 op verzoek van de stad de volgende procedure vastgesteld. De 24 vroedschappen kozen jaarlijks voor 1 mei drie burge- Nieuw na 1572 was het college van gecommitteerde vroedschappen, twee burgemeesters - na 1650 drie - en vijf leden van de vroedschap, een soort college van burgemeester en wethouders 'avant la lettre' dat toezicht hield op de financiën van de stad. Later nam dit de zorg voor de openbare werken over van de Weth die nog steeds de baljuw als voorzitter had. Alleen was deze geen vertegen woordiger van de graaf van Holland meer. Schiedam kocht in 1576 van de Staten van Holland, die de rechten van de koning van Spanje als graaf van Holland in bezit hadden genomen, het baljuwambt. In 1598 besloot de vroed schap de baljuw het voorzitterschap te ontnemen. O 227

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Ach Lieve Tijd (tijdschrift) | 2001 | | pagina 5