In de Middeleeuwen streken mensen van overal en nergens
neer bij de dam in de Schie: vissers, boeren, handelaars,
schippers. Ze spraken verschillende talen en dialecten. Hoe
verschillend al die mensen ook waren, één ding hadden ze
gemeenschappelijk: de kerk. De taal van de kerk was ook
overal gelijk: de taal van de priesters, het Latijn, van de
kaarsen, de hostie, de wierook en de beelden, en de woorden
van de mis met hun aparte klank. Stadsstichteres Aleida
wilde dat de nieuwkomers in Schiedam bleven. Daarvoor
stichtte ze vooral instellingen die de mensen bonden: een
kerk, begijnhof en gasthuis. De kerk waarvoor Hendrik I
van Vianden, bisschop van Utrecht, op 5 december 1262
toestemming gaf, werd op 21 juni 1271 door wijbisschop
Emondus ingewijd. Het was een eenvoudig godshuis,
waarvan de grondtekening nog herkenbaar is binnen de
inmiddels veel grotere Janskerk. Emondus wijdde de kerk
aan Maria. Na voltooiing van de nieuwbouw heiligde
bisschop Zweder van Kuilenburg in 1425 de kerk toe aan
Johannes de Doper.
Sint-Jansprocessie
Redactie: Jef Jansen, Siebrand Krul, Harriet Kruse, Ser Louis, Laurens Priester, Henk Slechte en Frederieke Verheijen.
Tekst: Otto van Schuurhuizen.
Op de omslag: Inde
levensbeschrijving van
Liduïna door pater
Brugman, gedrukt in 1498
als eerste Schiedamse
boek, verantwoordt het
stadsbestuur de uitgave
door er op te wijzen dat
Liduïna Schiedam voor
grote rampen behoedt.
Dit affiche van Jef
Schmiermann laat zien
dat die overtuiging nog in
de 20ste eeuw bestond.
(Foto R. Pluijm/Pc)
Links: Na de sloop van
de Frankelandsekerk
bracht men de Liduïna-
devotionalla over naar de
Singelkerk. Nadat ook
het in 1947 gevonden
gebeente van Liduïna in
1986 was overgedragen,
verhief de paus de kerk
in 1990 tot basiliek, een
teken van erkenning als
bedevaartsoord. De
onderscheidingstekens
daarvan zijn een
conopeum, een parasol-
vormig scherm zoals op
de foto te zien, en een
tintinnabulum, een klokje
op standaard. (Foto
R. Pluijm/Pc)
Rechts: De Frankelandse
kerk werd in 1931 ook aan
Liduïna gewijd. Liduïna is
vooral de patroonheilige
van langdurig zieken.
Het zilveren beeld van
haar, gemaakt naar een
ontwerp van Charles Vos,
dat de kerk in 1950
verwierf was prominent
aanwezig tijdens een
dienst voor de zieken in
de jaren 1950. (Foto
Chr. Breur/GA Schiedam)
Ziel en zaligheid
In de vroegste geschiedenis van
Schiedam bepaalden de naamdagen
van de heiligen de jaarkalender. Die
van stadspatroon Johannes de Doper,
24 juni, was uiteraard de belangrijkste.
Op de zondag daarvoor trok een grote
processie door de stad in een door de
traditie bepaalde volgorde. De oudste
gilden en organisaties van burgers
voorop, en daarna steeds jongere
groepen. Het Zakkendragers- of Sint-
Antonisgilde liep vooraan in de stoet,
omdat het duidelijk was dat Schiedam
niet ontstaan zou zijn, als mannen niet
ooit begonnen waren lading van het
ene schip over de dam te dragen naar
het andere. Daarachter kwamen de
andere gilden, zoals de snijders, smeden
en kooplui. Sommige gilden droegen de
naam van het altaar in de Sint-Janskerk
waarvoor ze verantwoordelijk waren,
zoals Sint-Christoffel en het Noodt
Godsgilde. Andere waren aan een
249