Kloosters
Liduïna van Schiedam
iwo OS -lv T-^vT". jv.Nnc-fer'WtO Vhcel V
rmct-Anj
ctXt-u.v "s
wapenbord verbonden. De leden van
het gilde van Sint-Joris, de draken
doder, waren de voetboogschutters van
de stad, en Sint-Sebastiaan, als martelaar
door pijlen doorzeefd, was de patroon
van de handboogschutters. Tussen een
kerkelijk en een wereldlijk feest bestond
in de Middeleeuwen nauwelijks
verschil.
Met Sint-Jan vierde Schiedam de
'kerkmis', de jaarlijkse herdenking van
de kerkwijding. Daarbij hoorden een
processie, een mis die de bisschop
celebreerde, en aflaten voor de talrijke
zonden van burgers, kooplui en
pelgrims, maar vaak ook de jaarmarkt
die daarom prominent op de kerkelijke
kalender stond. Het woord kerkmis
veranderde langzaam in kermis en de
betekenis daarvan raakte steeds losser
van de viering van de kerkwijding. In de
late Middeleeuwen dacht in Schiedam
niemand bij het woord kermis meer
aan de wijding van de Sint-Janskerk,
want dan kwamen van heinde en verre
de marskramers, potsenmakers, kwak
zalvers, tandentrekkers en handelaren
in vreemde snuisterijen. Tijdens de
kermis zag de stad er even heel anders
uit. Uit de buitengebieden kwamen
mensen meegenieten, contacten
werden gelegd, ruzies uitgevochten en
verhalen uitgewisseld.
In 1405 bestemden Machteld, weduwe
van Elyas van der Specke, en haar
schoonzoon Clays Wouterssone, een
huis ten oosten van de Sint-Janskerk
tot zusterhuis. In oktober 1425 gaf de
bisschop van Utrecht het huis het recht
op slot, wat betekende dat nieuw
toegetreden kloosterlingen na één jaar
afzondering hun geloften mochten
afleggen. Daarmee werd het zusterhuis
pas een echt klooster. Het heette
aanvankelijk Sint-Katrinenhuis en
stond aan het Oude Kerkhof, later
tussen de stadswallen, de huidige
Kethelstraat en de Zijlstraat. In 1439
kreeg het de naam van Sint-Ursula, de
patrones van het klooster. Het kreeg in
1507 kritiek van de visitateurs van de
Orde van Sint-Franciscus, omdat de
bewoonsters zich niet aan de klooster
tucht hielden. Na de Reformatie is
het klooster opgeheven. Het tweede
Schiedamse klooster was het Sint-
Annaconvent bij de Noordmolen ter
hoogte van de Sint-Annazusterstraat.
Toen het na de Reformatie leeg kwam,
verhuisden de leprozen tijdelijk naar
dit klooster. Het derde was een
mannenklooster, het Kruisbroeders
convent dat omstreeks 1443 is gebouwd
op een terrein dat nu begrensd wordt
door de Lange Kerkstraat, het
Broersveld, het Herenpad en de
Broersvest. Allemaal straatnamen die
we danken aan deze monniken die
kruisheren heetten, naar het kruis dat
zij op hun borst droegen. Het vierde
klooster was het vrouwenklooster
Leliëndaal uit 1461. In dat jaar schonken
de Heilige Geestmeesters, net als overal
het armbestuur van de stad, het huis en
erf in de Bogaardstraat, later de Lange
Achterweg, waar Liduïna was
overleden, als klooster aan de zusters
uit de derde orde van Sint-Franciscus.
In de kapel stond een altaar van
Liduïna. De laatste abdis van het
klooster is in 1561 benoemd. Daarna is
het de weg van de andere kloosters
gegaan: opgeheven. Toen de stad in
1604 zijn eerste Weeshuis stichtte, is de
grond waarop Leliëndaal had gestaan,
aan het Armbestuur teruggegeven. Op
die plaats staat nog steeds het gebouw
van het Weeshuis.
Het gezin waarin Liduïna of Lidewij
- 'zij die wijd lijdt' - opgroeide, telde
negen kinderen, waarvan de middelste
Onder: Alle beroeps
groepen kenden in de
middeleeuwen een gilde
met een heilige als
patroon. De schilders
kozen de evangelist
Lucas. Hij immers zou
Maria en het kindJezus
hebben geschilderd,
zoals hier te zien.
(Museum Mayer van den
Bergh Antwerpen)
"Sna -
Irwcc «t'pj -\mujV3 7] uciip Iw ml
ij-r m~a. i i-a flLcNrs v - ^s-m )o
Sa.lt ip jifvo 1 vir
Aycmi IvflrvN - iT"
'V n«ic
'O-» «.5 c-lii 4— l
X dyiSi -navs ^er nauc ec Lam cavijVr-ip PW,<- OocAvc 1
XcjuUjfvcJÖttbv - mctvuxci. hrtvnia&v ctctiC Kc«.o~rX cun v v 1
cjSfètTeccfë" uc-JsbV-m - ladjjrxjlii\'>J ppuIeiwNto») V HaW v nr fcy .men S.;s.
SnvT*1"ma.tr«cUUL. -J. lUWS aUim JïvuVtciO '-■x ,l
ïuU éciv Cacov «Ï3? u «mi* h- tfZx
Links: Na de aankoop van
het poldertje en de bouw
van het kasteel was de
kerk de eerste stichting
vanAleida. In 1262 gaf
bisschop Hendrik haar
daarvoor toestemming,
zoals deze akte verklaart.
De kerk was een onmis
bare instelling in een
stad. Immers, zonder een
kerk geen middelpunt van
de samenleving, geen
parochiegrenzen, laat
staan een stad. (Nationaal
Archief)
250