iC V>VJiy~
■>*t I^llr
\rtjjp ycv^.cpd a\y*l£, kJj-a^x^ #m?v,
J n* \£e~t'1~r V£of
\i»rk~
S VZ^i-
Andere tijden
De Sint-Jan hervormd
V
i o
verkeert. In 1890 tekende paus Leo XIII
het decreet dat de verering van Liduïna
als heilige toestaat. Vanaf dat moment
mag haar naam in de Nederlandse kerk
provincie in de lijst van heiligen staan.
Of het ook tot een echte heiligverklaring
komt is de vraag; maar hoe ook de
uitkomst in Rome, voor Schiedam is
ze zonder twijfel Sint-Liduïna.
Kort na 1500 groeide de kritiek op
kerkelijke praktijken. Het ging niet
zozeer om de christelijke leer, maar
wel om de soms onbegrijpelijke en
onrechtvaardige regels die 'Rome'
uitvaardigde. Ook het gedrag van
menige geestelijke kon moeilijk als
voorbeeld dienen. De aanzwellende
kritiek kreeg haar eigen woord
voerders, waarvan Maarten Luther één
van de eersten en bekendsten werd. In
1517 hekelde hij de officiële leer dat
misoffers en goede werken zouden
bijdragen aan een plek in de hemel.
Volgens hem telde alleen Gods genade,
dus los van wat een mens deed of
naliet.
De volgende protestbeweging was die
van de 'wederdopers'. Zij vonden de
kerk afgedwaald van Jezus' boodschap
en lieten zich, zoals Johannes de Doper,
pas dopen op het moment dat zij
overtuigd waren. Buiten de afwijzing
van de zuigelingendoop erkenden de
wederdopers geen kerkelijk gezag,
maar uitsluitend Jezus als koning. De
angst sloeg toe, toen wederdoper Jan
van Leiden en zijn volgelingen in 1534
de stad Münster bezetten en daar het
koninkrijk van God uitriepen. Vanaf dit
moment werden in heel West-Europa
mensen met doperse neigingen op
hardhandige wijze vervolgd. Velen
eindigden hun leven op de brandstapel.
In 1541 stond in Genève Johannes
Calvijn als laatste grote hervormer op.
Hij predikte de leer van de uitverkiezing
en wilde een beslissende plaats voor de
kerkelijke gemeente in het bestuur van
de Kerk.
De protestbewegingen tartten vooral
het gezag van de geestelijkheid, die
nauw verweven was met wereldlijke
macht en daardoor uit lijfsbehoud fel
van zich afbeet. In Schiedam liep het
zo'n vaart niet: drie aanklachten tegen
herdoperij, lutherij of andere ketterij,
tussen 1535 en 1537, leidden niet tot
veroordelingen. Maar angst was er wel;
in deze jaren mocht niemand zonder
lantaarn in het donker op straat, en
moesten vreemdelingen zich melden
bij de baljuw.
In de Nederlanden kreeg het calvinisme
veel aanhang. Dat ging niet zonder slag
of stoot. In augustus 1566 sneuvelden
de meeste beelden in de Grote of Sint-
Janskerk; de pastoor en de kapelaan
stonden achter deze Beeldenstorm. De
Boven: Het gevecht van
schoolmeester Jan met
zijn zwager Pieter haalde
de Kethelse kerkenraads-
notulen. Het ging om
messentrekken en
dronkenschap. Uiteindelijk
bekende Jan zijn schuld
en vroeg om vergeving.
De kerkenraad had de
herderlijke zorg over de
gemeente. Als na het
tonen van berouw een
ander nog bleef door
zeuren over een incident,
dan was die fout en straf
baar. Als een conflict niet
oplosbaar leek, besprak
men dit in de classis. Daar
in kwamen de predikanten
uit buurtgemeenten bij
elkaar. (GA Schiedam)
Linksmidden: Portret van
dominee Eleazar
Swalmius, geschilderd
door Rembrandt in 1637.
Een deel van de predi
kantenstand was van 'lage
komaf' en de kerk was de
plek waar arm en rijk
tezamen naar hun herder
luisterden. Gereformeerde
predikanten wezen elke
vorm van verkwisting af
en legden nadruk op het
belang van eenvoud en
spaarzaamheid. Sommige
predikanten konden
daardoor flink tekeer
gaan. (Koninklijk Museum
voor Schone Kunsten,
Antwerpen)
Onder: Erasmus verstond
onder bijgeloof niet alleen
waarzeggerij en magie
maar ook de naar magie
zwemende christelijke
rituelen. Heksen scheren
over de Lange Haven.
(GA Schiedam)
254