Pesthuis Rechts: 'Voorvormen vanwelstandigheidof welvoeglykheid blijkt men hier niet byzonder prikkelbaar: De naaktheid derwiegbedekking is volkomen evenredig aan die der bedstede, en de kleine knaap, die daaraan het houten tafeltjen uit een panneken slurpt, vindt er geen bezwaar in om dat te doen in hemd, borstrok, en afgezakte kousen, maar tevens met de muts op 't hoofd, als stond hy op den sprong om naar buiten te loopen. De onbevallige hoofd deksels van vaderen oudsten zoon bieden uw schoonheidszin almede geen groote bevrediging aan.'Aldus schetste W.J. Hofdijk in 1864 in 'Ons Voorgeslacht, in zijn dagelyksch leven geschilderd' een beeld vanhet17de-eeuwse woonvertrek van een landarbeider. Onder: De reiziger met het 'openbaar vervoer' had vóór de komst van de spoorweg de keuze tussen trekschuit en reiskoets. Deze laatste vorm is afgebeeld op deze 19de- eeuwse koper gravurevan I.M. Herman. (GA Schiedam) Het gasthuis herbergde alle zieken, ook pestlijders die op bevel van het stads bestuur daar terecht kwamen. In 1526 kwam daar verandering in door de aankoop en inrichting door de stad van een huis in de Boterstraat om 'te bewaren den syecken van der gave Goods'. Elf jaar later kocht de stad van Jorys Claessen zijn huis dat naast het pesthuis lag, omdat de 'ziecken van die heete ziecte gerijff ende ruijmte behooren te hebben.' Neeltje Poort en haar dochter Janneke kregen de zorg over de patiënten toevertrouwd. Zolang de pest heerste, ontving Neeltje twaalf stuivers per week, daarna twee. In het pesthuis kwamen arme pest lijders met hun gezinnen terecht, gestuurd door de stad, vanaf 1599 ook zieke soldaten. Egbert Evertssen en Lyduwy Jansdr., in 1558 als vader en moeder van het pesthuis aangesteld, kregen met zijn tweeën de zorg over maximaal zeven zieken. Als er meer pestlijders opgenomen moesten worden, dan kregen ze hulp. Hun risicovolle werk door de grote kans op besmetting - wellicht veelzeggend is de benoeming in 1594 van Cors Cornelisz. bijgenaamd 'de duivel' tot vader - kreeg een aantrekkelijke beloning: 24 stuivers per week tot zes weken na de dood van de laatst overledene; voor de rest van hun leven huisvesting van de stad en levenslang één gulden per jaar. De stadschirurgijn fungeerde als pestmeester. Het pesthuis verhuisde in 1571 naar de omgeving van het klooster van Sint- Anna aan de westzijde van het huidige Spinhuispad. In 1666 - naar later bleek het laatste pestjaar in Schiedam - Rechtsboven: Dit kristallen wijnglas van onbekende ouderdom van het Sint-Jozefs- of timmerliedengilde was niet voor dagelijks gebruik. (SMS) 279

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Ach Lieve Tijd (tijdschrift) | 2001 | | pagina 9