Het Dynamiet-Complot
N°. 2Q. Eerste Jaargang.
Zaterdag IS Maa-rt 180O
BINNENLAND.
Verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Uitgever:
C. J. BLOMMIKDAL,
Abonnementsprijs:
Ter drie maanden
franco per post.
voor h.et Bu.iten-
land
Afzonderlijke nummera
f-.QO
1.-
1.65
—.05
Boterstraat, E, 342,
SCHIEDAM.
Prijs der Advertentien
Van 1—5 regels —.50. Iedere regel meer.10
Groote letters naar plaatsruimte.
Driemaal plaatsing wordt tegen tweemaal berekend.
Familiebebichtenper annonce .40
Dienst
A ANBIEDINGEN
AANTRAGEN
-.35
Zij, die zieh met het vol-
BninD Rend kwartaal, aanvangende
Wa 1 April a. s., op dit blad
wenschen te abonneeren, ontvangen de nog
tot dien datum versehijnende liummers
GRATIS.
De ,/Staatscourant" gaf et n tabellarisch over-
zicht van den oogst in Nederland, waaruit blijkt
dat, vergeleken met 1888, het jaar 1889 als vrucht-
baar voor den landbouwer mag worden beschouwd.
Naar wij vernemen, zal de heer Fabius zieh
niet verkiesbaar stellen voor de door zijn benoeming
tot inspecteur van het lager onderwijs opengevallen
plaats in de Tweede Kamer.
Terugkeer van een held. Tot het detache-
ment militairen, dat Dinsdag met de Burgemeester
den Tex te Amsterdam aankwam, behoorde ook de
fuselier A. L. Schierhorn, een der dapperen, die
op den 6en Mei 1889, bij de krijgsverrichtingen
in Edi den roem van het Indische leger zoo schit-
terend handhaafden.
Hij maakte deel uit van de sectie, aangevoerd
door den luit. van Beusekom, die onder het vuur
des vijands de bezette loopgraven aanviel. Schier
horn was de eerste, die de loopgraven bereikte en
zieh tusschen de Atjehers wierp, doch daarbij zwaar
gewond werd. Hij bekwam em klewanghouw
tusschen wijsvinger en duim, twee over den rechter
voorarm, vijf kogelwonden in den rechterschouder
en twee in den iechter voorarm.
Dus verminkt moest hij den dienst verlaten.
Behalve de gratificatie is hem een jaarlijksch pen-
sioen van f 400 toegekend en gisteren wachtte
hem bij zijn aankomst de blijde tijding, dat Z. M.
hem behoemd heeft tot ridder 4e kl. van de^Mili-
taire Willemsorde, een onderscheiding die hij wel
verdiend heeft.
Te negen uur kwam de Burgemeester den Tex
aan. De generaal-majoor den Beer Poortugael was,
met de officieren van het garnizoen aanwezig om
hem te ontvangen en de muziek van het 7e re
giment ontving den held aan de Handelskade.
De generaal deelde hem het besluit mede, waarbij
Z. M. hem tot ridder der Militaire Willemsorde
benoemde en hield daarbij een hartelijke toespraak.
Een groote menschenmassa was bij de ontvangst
aanwezig.
Uit de ridders die ter verwelkoming aanwezig
waren, drong de ridder vierde klasse Van Zutfen
naar voren, en gaf, met ontblooten hoofde aan
Schierhorn den ridderkus.
Er was eene ontzaglijke beweging onder de om-
standers, alles trachtte naar voren te dringen om
den nieuwen ridder te zien. Een paar bereden ca-
valeristen konden maar met moeite ruimte maken,
ten einde aan het detachement kolonialen, dat voor-
afgegaan zou worden door de muziek, de gelegen-
heid te geven zieh met verdubbelde rotten op te
stellen, en af te marcheeren naar het Zeemanshuis,
waar de afmonstering moest plaats hebben.
Alvorens af te marcheeren, ging de overste Ro-
chell met een eersten luitenant van het Ned.-Indische
leger, beiden ridder, tot den nieuwen ridder, en
vroeg hem „Schierhorn, je komt zeker tusschen
ons in loopen." Aldus werd de gelijkheid in man-
nenmoed en plichtsbetrachting, zonder aanzien van
rang, op de welsprekendste en loyaalsle wijze ge-
huldigd.
Onder begeleidiug van duizeuden en onder de
tonen der militaire muziek trok de stoet ridders
en officieren voorop naar het Zeemanshuis.
Naar aanleiding van onrustbarende berichten
van Engelsche zijde betreffende ongeregeldheden
te Johannesburg (Transvaal), zijn wij in staat ge-
steld mede te deelen, dat, blijkens telegraphische
tijding, te 's-Gravenhage ontvangen, er geenerlei
reden bestaat tot eenige bezorgdheid. De toestand
is volkomen rustig en de wet wordt overal ge-
handhaafd en gewillig geeerbiedigd.
In eene beschouwing over de toestanden in
Transvaal, maakt de daar versehijnende Peru de
opmerking, dat, terwijl het Hollandsch element,
steeds versterkt wordt, de handel bijna geheel in
handen van Engelschen en Duitschers is. Zij schrijft
dit vooral daaraan tqp, dat men van hieruit geen
menschen zendt voor hunne taak berekend en be-
lemmering van de agenten door allerlei bemoeiin-
gen, van Nederland uitgaande, waar men dezaken
in Zuid-Afrika niet kent. Het blad eindigt aldus
„Wij gelooven daarom aan het Hollandsche ka-
pitaal een dienst te bewijzen, door de volgpndc
raadgeving aan te bieden. Wilt gij hier zaken be-
ginnen en geld verdienen, kijk dan allereerst uit
naar iemand, die of den Zuid-afrikaanschen handel
door en door kent, of een knap man van zaken
is niet iemand die eenige jaren op kantoor en beurs
is geweest en mooi kan boekhouden, doch iemand
die denkbeelden heeft, die de kunst verstaat om
geld te maken gaat vervolgens heen en ver-
zamelt een ruim kapitaal, hoe grooter des te meer
kans dat het goede winsten zal afwerpen, laat ten
slotte den man, dien gij gekozen hebt, met dat
kapitaal werken op de wijze, dien zijn verstand en
zijn ondervinding hem als de beste aanwijzen, en
gij zult althans alles gedaan hebben wat in uw
vermogen is om de onderneming rentegevend te
maken."
Dat er nog carriere gemaakt kan worden in
Zuid-Afrika blijkt uit het feit, dat circa twee jaar
geleden als onderwijzer uit Utrecht naar Pretoria
vertrok, de heer C. G. De Jonge, van Wildervank.
Korten tijd daarna werd hij hoofd eener school
te Rustenburg en in Januari van dit jaar is hij
benoemd tot inspecteur bij het onderwijs in den
Transvaal, op een jaarwedde van f 9000.
Het aantal der Hollandsche landverhuizers,
die in 1889 in de Argentijnsche Republiek aan-
kwamen, wordt op pi. m. 5000 zielen geschat.
Het totaal bedrag der aangekomenen was 260 900
personen, waaronder 106.000 landbouwers. Onge-
veer 20.000 kenden geen enkel vak, en kwamen
dus het aantal bedelaars vergrooten. 'l Is erger-
lijk te zien, hoe de bedelarij daar toeneemten de
politie doet niets daartegen, zoo leest men in eene
particuliere correspondentie uit Buenos Ayres. En,
luidt het verder, een kwaad baantje is het bedelen
ook niet, zooals uit het volgende blijkt. Een be-
delaar, die Binds een 20-tal jaren zijn vak uitoe-
fent, kocht voor eenige dagen ,/een stukje grond"
ter waarde van negentig duizend dollars en gaat
nog steeds voort, bij zijne klanten geld, eteii en
kleederen in ontvangst te nemen.
Dat het gros der bevolking nog niet op hooge
ontwikkeling zal kunnen bogen, kan men afleiden
uit de vermelding, dat op de openbare en bijzon-
dere scholen onderwijs wordt gegeven aan slechts
26 pCt. der schoolplichtige kinderen, waarvan het
aantal bij de tegen woordige bevolking vau vier
millioen zielen op 700.000 wordt geschat.
Men schrijft aan de ,/Haagsche Crt.'' uit
Buenos-Ayres
,/Waarschuw toch onze landgenooten nog eens,
om zieh niet te laten verlokken tot den overtocht
naar Argentiuie, wanneer zij geen geld hebben om
de terugreis te betalen, als 't hun hier niet bevalt.
Wie dat heeft, is ten minste vrij man maar zij,
die hier zonder dat reisgeld aan wal worden ge-
zet, zullen zieh veelal te laat beklagen, zieh
hierheen te hebben laten lokken.
,/De zoo geroemde kolonie „la Eortuna" zal,
uaai ik rcrnoom, weldra verlaten moeten worden.
De onderneming is, meldt men, mislukt, want de
menschen sterven er als muizen, en meerendeels
zonder geneeskundige hulpdat spreekt vanzelf."
De Haagsche gemeenteraad heeft besloten
toestemming te geven tot de plaatsing van een
drinkfontein in de Scheveningsche boschjes, ter
nagedachtenis van mr. C. Vosmaer, onder bepaling
evenwel, dat de gemeente zieh volkomen vrijheid
voorbehoudt om te handelen naar omstandigheden,
wanneer te eeniger tijd het monument in vervallen
toestand mocht geraken of verplaatst moet worden.
De gemeente Amsterdam is universeele erf-
gename geworden van de kostbare nalatenschap
van mevrouw A. P. Lopes Suasso, geboren l)e
Brnijn.
Een jaar of vier geleden gaf de thans overledene
aan de gemeente ten geschenke een kostbare antieke
kast met een merkwaardige verzameling Neder-
landsche munten en penningen, waaraan sedert een
plaats is toegekend in een der lokalen vau het
gemeente-archief.
De gemeente komt thans in het bezit van het
voormalige Broekerhuis, dat het eigendom was van
de erflaatster. Het juiste bedrag van hetgeen aan
geld of geldswaarde aanwezig is, komt ten bate
der gemeente, en wordt op ongeveer 1 millioen
pjui u HjLHTon
of het hypnotisine in de hand van een
sanienzweerder.
1) I. Het Kosthuis.
De Great Grillstraat in Londen heeft beter da
gen gekend dan nu.
Vroeger was het een deftige aristocratische buurt.
Toen weergalmde er het gerammel der staatsiekoetsen
en klonken er de afgemeten voetstappen van def
tige heeren met staatsiepruiken, die nimmer uit-
gingen zonder den wandelstok met zwaren, gouden
knop.
Helaasniets is bestendig op dit ondermaansche,
alles verandert en Great Grillstraat was daarvan
ook niet oitgesloten.
Verdwenen zijn de aristocratische families; de
kleiue burgerman is huurder van de woningen der
aanzienlijken geworden, en verhuurt nu daarvan
op zijn beurt getneubileerde vertrekken, of gebrnikt
ee, om met het houden van commensalen een be-
etaan te vinden.
Hier en daar prijken of gedrukte, ofgeschreven
annonces voor de vensters en kondigen den wan-
delaar aan, dat er nog een gemeubileerde kamer
te huur is, of dat men er kost en inwoning met,
of zonder huiselijk verkeer kan krijgen.
De straat, ofschoon wat in aauzien gedaald, ziet
er toch nog heel fatsoenlijk uit, maar zij is nu
een van die stille wijken geworden, die, als men
uit de drukte van de hoofdstraten dezer wereldstad
komt, met het merk van verlatenheid schijnen ge-
stempeld te wezen.
Een groot figuur van krijt is zoo wel over de
groote als kleine steenen getrokken, en kinderen
spelen daarover op hun gemak hinkebeen, zonder
door karren, rijtuigen, kruiwagens of voorbijgangers
in hun spel belemmerd te worden.
Katlen liggen met half gesloten oogen op de
drempels der deuren te luieren, elk aartsvijand
uit het hondengeslacht, tartende om hen in hun
rustige rust te verstoren.
Uit de verte dringt nog een verward gegons
van het gewoel der menigte en het geratel der
rijtuigen uit de hoofdstraten tot hier door. Voor
het overige is er alles zoo kalm, alsof men op een
afgelegen dorp kwam.
Het is een snikheete Julidag. Een jongman van
omstreeks 27 jaar doorkruist de straat, een onder-
zoekenden blik werpende op de opschriften, welke
voor zoo menig venster prijken.
Hij heeft innemende gelaatstrekken, is eerder
klein dan groot van gestalte; een zijdeachtige baard
en knevel toonen aan, dat hij ongeveer 27 a 28
jaar oud is; overigens is hij heel netjes en fat
soenlijk gekleed, al zwaaiende met zijn met zilver
gemonteerden wandelstok, komt hij weder voor een
huis, waar een opschrift aantoont, dat men ook
daar commensalen houdt.
Hij zocht naar een verblijf, en had met dat
doel al hier en daar in die straat eens rondgezien,
maar niets was hem bevallen. Hij weifelde, of hij
ook hier weer zou gaan kijken, want hij rilde er
van, dat hij nu weer morsige, sombere kamers zou
te zien krijgen, dat hij gesprekken met eene ver-
velende, babbelzieke hospita zou moeten voeren,
die een type van slordigheid was, en die de ka
mers als dol goedkoop aanprees, maar dan ook een
ellenlang tarief presenteerde van extra's, die men
verschuldigd was voor vuur en licht, voor schoen-
poetsen, kleeren borstelen en andere diensten.
Het was hem nergens bevallen, maar de nood
dwong, hij moest onder dak en daarom besloot hij
voor de zoo\ eelste maal nog eens te beproeven, of
hij niet op slag kon komen.
Al zuchtende lichtte hij den deurklopper even
op, en liet hem behoedzaam vallen.
Hier schenen de voorteekens gunstig, hij be-
hoefde niet lang te wachten, na een paar seconden
werd de deur reeds opengedaan, door een zindelijk
gekleede dienstmeid met een zedig voorkomen, die
hem heel bescheiden aankeek, als om te vragen,
wat er van zijn dienst was, en voor de zesde maal
van daag vroeg hij nu
,Waar zijn de kamers, die open zijn?'
vGelijkvloers, mijuheer!" antwoordde de meid.
,/Wilt u niet binnengaan en ze zien?
Terwijl ze dit zeide, duwde zij een tochtdeur in
den gang open, en de jonge man ging naar binnen.
De kamers verschilden niet veel van die, welke
hij reeds dien dag gezien had, uitgezonderd dat
zij hier zeer zindelijk waren.
Er was een ronde tafel in het midden vau het
vertrek, een half dozijn stoelen, een eenvoudig
ledikant dat tegen de porte-brisee stond, een wasch-
tafeltje en een grooten armstoel. Er was een spiegel,
die alles met een groene tint weerkaalste, en waar
van het doffe, zwartachtige verguldsel door neteldoek
geschat. Een deel daarvan moet dienen voor de
inrichting en instandhouding van het huis aan den
Kloveniersburgwal, als Museum-Suasso.
He.' perceel Nieuwe Heerengracht 45, jaren ge
leden verbouwd tot een hofje, maar nimmer betrok-
ken, moet nu worden ingericht en in stand geliou-
den tot huisvesting en verzorging van acht oude
vrouwen, zonder ouderscheid van godsdienstige ge-
zindheid, met de bepaling echter dat slechts den
plaats aan een Katholieke zal worden gegeven.
Tot dit doel is een som van f 130.000 op het
Grootboek vastgezet.
Ter aanvulling van het bericht over het om-
komen van twee matrozen van den logger Adriana,
schipper C. Poot, wordt nog medegedeeld, dat zulks
Diusdagmiddag 4 Maart op 57° 10' N.B. is ge-
schied. Het weder was tamelijk ruw en de beug
juist ingehaald, toen het schip door een verschrik-
kelijke stortzee werd beloopen. De kracht van het
water was zoo groot, dat het schip geheel op zijde
werd geslagen, 20 ton visch, alsmede 12 luiken
wegspoelden en de scheepsboot met zulk een kracht
tegen de verschausing werd geworpen, dat die ge
heel brak. Van de drie manschappen, die aan dek
waren, greep een zieh aan het spil vast en redde
zieh zoo het leven, doch de twee anderen werden
overboord geworpen. De een, Leendert Wapenaar,
was 29 jaar en laat een zwangere weduwe met 3
kinderen na; de ander, A. Van der Stolk, was 16
jaar. Er kon niets gedaan worden om de onge-
lukkigen te redden.
Het eenige der groote beelden op den voor-
gevel van den verbranden Stadsschouwburg te Am
sterdam dat den brand onverminkt heeft doorstaan
de muze van net treurspei is met giuut,D
zorgvuldigheid afgeheschen en behouden op den
groDd gekomen.
De Rotterdamsche Broodbakkerij zal over het
jaar 1889 een dividend van 8J pCt. uitkeeren.
Te Harlingen werd, terwijl een harde bries
uit het Z. W. woei, door eenige scheepskapiteins
een proef geuomen met den vlieger, voor ongeveer
twintig jaar uitgevonden door den timmerman Sluik
en bestemd om ingeval van stranding gemeenschap
met den wal aan te brengen. Die vlieger, van
zeildoek en op een paar latten uitgespannen, wordt
aan eene stevige liju gehouden. Op enkele vademen
van den vlieger is eene lus, waaraan een gordel is
gemaakt, in welken zieh een man te water begeeft;
en door nu den vlieger te vieren, wordt die man
naar den wal gebracht. De proef met een man,
vroeger genomen, slaagde volkomen. Ditmaal had
men een zak in de gedaaute van een man in den
gordel, welke zak met stroo en met zaud was
gevuldbinnen 5 minuten was dit voorwerp van
den eenen dam der Nieuwe haven tot den anderen
gebracht, zijnde eene breedte van ongeveer 200
meterde vlieger hield de pop zeer goed boven.
Men zal voor schepen, welke nog niet van vliegers
zijn voorzien, soortgelijke reddingstoestellen maken.
was omgeven, om het zwarter worden wat langer
te vertragen. Een mans- en een vrouwenportret,
door den een of anderen kladschilder vervaardigd,
hingen aan den wand. Reeds wilde hij weggaan,
want het zag er hier even armzalig als elders uit,
toen zijn oog op een schrijftafel viel, die in een
hoek bij het venster stond. Zoo iets had hij juist
noodig, en in elke kamer die hij heden opnam,
had zij nog ontbroken.
Hij vroeg, wat men hier betaalde, waarop de
meid zeide, ,/daar is de juffrouw, mijnheer."
Een oudachtige hospita trad nu binnen, slank
en mager, maar met beschaafder manieren dan de
andere hospita's, met wie hij heden kennis had
gemaakt, zij was netjes in het zwart gekleed en
scheen een goede vijftiger.
De prijs, die zij vroeg, was matig, zoodat hij er
zin in kreeg daar zijn verblijf te nemen, maar nu
wilde hij ook gaarne nog wel het een en ander
omtrent zijn medecommensalen weten.
van hen zult gij niet veel overlast hebben,"
zeide de hospita, ,/het zijn allemaal jongelieden,
die een geregeld leven leiden, zij komen om negen
uur van het kantoor te huis en liggen om elf uur
al op bed, uitgezonderd de bewoner van het salon,
die is wat ongeregeld in zijn doen en laten, maar
overigens is hij heel stil. Ik denk dat het een
heer is, die boeken schrijft."
,/Zijt gij er wel zoo geheel zeker van, dat hij
een stil leven leidt?" vroeg de jongman, die zoo'n
klein beetje ondervinding had van de gewoon ten
van menschen die boeken schrijven zooals de
hospita ze geliefde te noeinen.
//Eenige dagen geleden was ik waarlijk bang,"