Vereeniijiiig ,,BoUerdaniscl}e Schouwburg." volgens Avrd de* vrouw ziek, die echler histelde; daatna overleed van den man de moeder, die de zieken nu en dan had opgepast,' vervolgens een tante en eindelijk de vader, terwijl thans een der familieleden, die telkens van elders naar Leiden voor de begrafenis van zijn vader, broeder en ver- dere bloedverwanten was overgekomen, eindelijk zelf ernstig ongesteld ligt. Al die opvolgende sterfgevallen, waarvan een lijk spoedig zwarte vlekjes op de borst vertoonde, bleven natuurlijk geen gekeim sommigen dachten er het hunne van en de mond des volks sprak reeds van een herhaling der beruchte Leidsche vergiftigings-geschiedenis van Vrouw Van der Linden, nu ongeveer zes jaar geleden. Een ingesteld onderzoek heeft echter aan het licht gebracht, dat men hier te doen heeft met verschillende gevallen, onder welke de influenza zich vertoont, en dat wederom het bewijs is gele- verd, dat deze ziekte wel degelijk besmettelijk is. Omtrent den vermoedelijken kindermoord te Hoenderloo, onder Apeldoorn, meldt het U.S. Ruim een jaar geleden huwde een paar, waarvan de man in het huis trok door de vrouw bewoond, welke vrouw thans is overleden. Nu de man zich van alles wil ontdoen, om en garijon te gaan wo- nen, komt ook de linnenkast aan de beurt, ert men vindt daarin een dichtgenaaid pak, dat na opening blijkt een kindergeraamte te bevatten. Reeds lang had de man gedacht, dat er zoo'n vreeinde lucht in huis was, maar had dit nooit onderzocht. Eene buurvrouw oordeelde het beste, dit pak nu aan den schoot der aarde toe te vertrouwen, docli de hon- den brachteu de politie op het spoor. De zaak wordt thans onderzocht. Eenige personen, die Zondagavond tegen mid- dernacht door het Westeinde in Den Haag kwamen, ontmoetten daar een meisje van omstreeks 10 jaar, dat in haar nachtjaponnetje en op bloote voetjes rondliep. Toen zij het kind, dat trachtte weg te loopen, hadden gegrepen en een der omstanders zijn jas had uitgetrokken, om de kleine tegen de konde te beschutten, droeg men het naar huis, in de Enthoflaan. Hoe het meisje op straat was ge- komen, werd niet bekend, want de personen, die het kind thuis brachten, werden aan de woning zoo onaangenaam bejegend, dat zij 't geraden acht- ten, zoo spoedig mogelijk weer hun eigen weg te gaan. De beer mr. R. H. J. Gallandat Huet, lid van den Gemeenteraad te Haarlem, heeft nu een brochure in 't licht gegeven, getiteld //aan mijne (22) raadsbroeders, eene dankbetuiging," eD daarin yerzameld ab ovo de geheele geschiedenis van het incident in den Haarlemschen Raad en van zijn adres aan den Koning om zich over den burge- meester mr. E. A. Jordens te beklagen. Het blijkt dat de minder aangename verstandhouding tusscheu Haarlem's burgervader en het raadslid Huet dag- teekent van den zoiner van 1881, toen de laatste tevens voorzitter van Gymnasii-curatoren was en in die qualiteit aan den vooravond der examens een aanschrijving ontving van B. en W. ,/om tot de klassen geen leerlingen toe te laten, ook al hadden zij aan de eischen van het examen voldaan, dan die jougelui wier ouders of voogden te Haarlem woondea". In overleg met zijn mede-curatoren werd onmiddellijk werk van de zaak gemaakt de heer Huet spoedde zich naar den Haag en aldaar den inspecteur der Gymnasia en den Minister gesproken hebbende, volgden spoedig een brief van den inspec teur en daarua een berisping van den Minister van Binnenlandsche Zaken, beiden aan het adres van den burgemeester van Haarlem mr. E. A. Jordens. Te Sliedrecht is tot lid der Provinciale Staten (voor Zuid-Holland) gekozen de heer W. H. Van Haaften, candidaat der anti-revolutionairenmet 1069 stemmen. De heer W. M. Van Haaften, can didaat der liberalen, kreeg 989 stemmen. Door deze verkiezing winnen de anti-liberalen een zet 1 in de Staten ezer provincie. De rechtbank te Heerenveen veroordeelo'e een arbeider, die tijdens de werkstaking te Olde- ouwer een turfmaker dwong om deel te nemen aan den optocht van 300 veenarbeiders, tot 6 maanden gevangenisstraf. uw diensttijd is bijna om. Morgen zal uw slavernij geeindigd wezen, en zal ik u naar een plaats sturen, waar u, trots dien anderen invloed, die steeds den mijnen heeft willen tegenwerken, voor eeuwig het zwijgen zal opgelegd worden. Spreet gij van de rivier, van de doukere, niodderige, traag voortkruipende wateren met de slijkerige oevers?" vroeg de ongelukkige joukman met een rilling. ,/Zijt gij van plan mij daarheen te zenden, en zoo rnijn levensdraad af te snijden Gij wilt alzoo een einde maken aan een leven, dat, vodr dat ik u leerde kennen, gelukkig en vol hoop was. Gij wilt alzoo het jonge meisje, dat mij be.nint, het hart verscheuren en tot wanhoop brengen ,/Neen," zeide Lipthwaite langzaam, ,/ik zal u niet den eeuwigen vrede en rust op den bodem der rivier verschaffen. Geloof niet, dat ik zoo genadig ben. Neen, mijn jonge vriend, nog slechts eenige minuten geleden, wildet gij weer geweld tegen mij gebruiken, en vandaag hebt gij laag- hartig uwe lichaamskrachten tegen mij misbruikt, door mij op den grond te werpen en uw knie op mijn borst te zetten. Zulke hartstochtelijke uitin- gen moeten gestraft worden, anders wordt gij ge- vaarlijk voor uw evenmensch, en als dat geen reden genoeg ware, zoo moet gij streng boeten voor het feit, dat gij iemand, als Lipthwaite, hebt durven beleedigen. Ik zal u levende dood maken, Acland, gij zult uw geheele leven gepijnigd worden op een manier, zooals men zelfs ten tijde der inquisitie niet zou hebben kunnen verzinnen. Gij zuit niet alleen een leven van harden arbeid en ontberingkrijgen, waardoor gij uit de maatschappij Trekking 2 Juni 1890. No. No. Voorts is voor aflossing uitgeloot Serie No. 1016. Quatre Bras cn Waterloo. V. En hier staat men nu na den vermoeienden marsch voor de droevigste taak, die ooit de cavalerie kan opgedragen worden, zij moet haar eigen onder- gang te gemoet Snellen, om den vijand, al is het maar een paar minuten, op te houden. Tegen de uitgeputte cavelerie-divisie zal de beste cavallerie uit Europa aanrennen, die haar ver in sterkte overtreft, met paarden, waarvan dien dag nog bijna niats gevergd is. Maar het moet, daar ginds komt al de divisie Schotten onder Picton te hulp, als men den -ijand maar eenige minuten kan ophouden, is er al veel gewonnen. En de Fratische ruiterij komt als een onweer- staanbare strooin aanhollen, alles voor zich uit- drijvende. Quatre Bras is verloren. Van Merlen is te veel krijgsman om niet te zien, dat zijn brigade het onderspit zal delven. Maar het moet. Voorwaarts dan voor Vaderland en Yorst. Beter de geheele brigade opgeofferd, dan wat met zoo veel bloed tot zoo ver is gehouden prijs te geven. Alles bij Quatre Bras maakt nu ren voorwaartsche beweging, met hoe weinig kans ook op een goeden uitslag, de artillerie komt weder in batterij, en de uitgeputte Nederlandscbe cavalerie vliegt tegen de Eransche in. Een oogenblik slechts stuiten de ruiters van|Van Merlen den woedenden machtigen strooin cavaleristen, zij delven het onderspit, de artillerie wordt omver gereden, vier stukken vallen in hauden der Pranschen, alles stuift weg voor de ruiters. Maar het doel is bereikt. De Schotten onder Picton hebben nu tijd gehad om aan te komen en zich op te stellen. De Fransche ruiters komen voor de trompen van hun geweren. Een krachtig salvo doet ze dadelijk deinzen. En de kapitein der rijdende artillerie Gey van Pittius, die tot de brigade van Van Merlen be- hoorde, maakt van zijn kanonniers huzaren, valt er dadelijk weer de Franschen mede aan en neemt ze weer in een oogenblik de stukken af, die zij op ons veroverd hadden. En van af dat oogenblik gingen de kansen voor ons beter staan, want de troepen, die Wellington op Quatre Bras gedirigeerd had, kwamen nu gaande- weg op het slagveld aan. zult zijn verbannen, maar gij zult ook met schande gebrandmerkt wordenen, waart gij niet veilig achter slot en grendel, dan zou heel Londen op u aanvliegen en u in stukken scheuren, als gij u maar op straat dorst te vertoonen. //Wat zegt gij daarvan, David? Kom, ik zal u het vermogeu geven, daarover te kunnen nadeuken, wat zegt gij er nu van David stond als aau den grond genageld, het koude zweet brak hem uit. ,/Welnu, ben ik niet goed, dat ik u niet naar de rivier stuur," zeide Lipthwaite. ^Deuk nu eens na, wat een ellendig machleloos wezeu gij zijt zijt gij een Rhoea Harding waard, die voor een troon bestemd is Denkt gij, dat zij haar lot aan een ellendigen schrijver zal verbinden Neen, zeg ik u, duizendmaal neen. Al had ik geen reden oin u uit den weg te ruimen, zoo zou ik u toch van het meisje moeten wegvoeren, dat de mijne zal worden, versta mij wel, de mijne. Ik bood haar aanzien, eer, macht, rijkdommen, zij weigerde, omdat zij een dwaze genegenheid voor u koesterde. Maar hoe zal zij over haar David Acland denken, wanneer zijn naam met de grootste verachting genoemd wordt, wanneer de woedende menigte om zijn bloed bruit, wanneer hij zich aan de politie- dienaren vastklemt, alsof het zijn beste vrienden waren, en hen bidt en smeekt, om hem toch tegen die woedende massa te beschermen, die hem niet alleen w;l verscheuren maar ook de stukken en brokken van zijn lichaam nog onder de voeten wil vrrtreden Wat zal Rhoda dan zeggen Ant- woord mij, als gij durft." //Hetzelfde als nu," antwoordde David, die op Wellington nam. nil zelf de leiding der zaken in handen. Maar de Hollandsche jongens, ofschoon voor een deel van den vorigen avond af, en voor het andere deel reeds met het krieken van dm dag in het vuur geweest, bleven even dapper mee helpen vechten tot 's avonds 10 uur. De zaken gingen wel beter staan, maar altijd stond de kans nog hachelijk. Hadden wij versche troepen, Ney bleef niet in gebreke om ons ook versche troepen op ons dak te stuuren. Menig carre moest er nog gevormd worden, om de onop- houdelijke, woedende ruiteraanvallen af te slaan. Eerst tusschen zes en zeven uur 's avonds kon- rlen wij een voorwaartsche beweging maken en al vechtende tot 10 uur weer dezelfde positie als dien morgen inriemen. 4000 man was dien dag van ons en van de bondgenooten, die later optraden, gevallen. Het valt moeielijk te zeggen wie dien dag het meest zijn plicht gedaan heeft. Zooveel is zeker, de Hollandsche jongens hebben de fouten van Wellington goed gemaakt. Als zij een oogenblik van vrees gehad hadden, was alles nog verloren geweest. Als zij een oogenblik geweifeld hadden, zou de kaart van Europa er nu misschien anders uitzien. Een minuut eerder teruggetrokken of voor de ruiterdrommen bezweken, zou oorzaak zijn geweest, dat divisie na divisie, brigade na brigade van de aanrukkende troepen in den opmarsch door Ney zou verslagen zijn geworden. Ney had slechts in oostelijke richting den straat- weg naar Namen op te marcheeren, om de Pruisen den genadestoot te kunnen geven. Maar de Hollandsche jongens hielden het tot de laatste seconde. Zeg met recht Hollandsche jongens. Miliciens, recruten, die pas het ouderlijke dak hadden verlaten, vochten tegen snorrebaarden, die overal in Europa kruit geroken hadden, zij konden slechts hun moed tegenover de ervaring van die geharde krijgers stellen. Een Prins, die een schitterend leven in het vooruitzicht heeft, waagt dat leven alsof het zon- der waarde is, en is overal waar het gevaar dreigt, om de zijnen aan te vuren. Die Prins is zoowat even oud als de recruten, die hij aanvoert. Die recruten zijn de bedaardheid in persoon in het tirailleurgevecht, halve duivels in de bosschen, staan als een muur wanneer het kanonvuur ze bij hoopen wegmaait,, en schromen niet om met 500 man een heele legerafdeeling aan te vallen. Een afgematte ruiterbende vliegt den dood in de kaken, om den strijd maar een paar minuten te rekken, kanonniers spannen hun paarden af, om er mee als huzaren te chargeeren. Wie heeft het meest zijn plicht gedaan? Het is niet te beantwoorden. Alleen kan ik zeggen, dat als Napoleon den Prins van Oranje, den Sax, van Merlen enz. met de Hollandsche jongens gehad had, Bliieher en Wellington leelijk verslagen zouden zijn geworden. Het licht van de laatste helft der negentiende eeuw had de menschheid nog niet beschenen. De onweerstaanbare neiging tot een arbeidsdag van 8 uren of, plat uitgedrukt, de begeerte om groole broaden en weinig te doen te hebben, had zich nog niet van de menschen meester gemaakt. Het was in den morgen van in 17den of liever nog in den nacht, de klo.< slaat twee, en de Prins zet zich nog neder, om aan zijn vader Koning Willem I schriftelijk rapport van het voorgevallene te doen. Er zijn 48 uren verloopen, sedert Z. K. H. een oog heeft dicht gedaan en in dien tijd is er wat voorgevallen. Het is werken voor Z. K. H. geweest. Eerst van zijn hoo'dkwartier naar Bergen in Hene- gouwen en van daar naar Brussel gereden, gecon- fereerd met Wellington, zijn zaken als generaal en chef geregeld, op het bal geweest, vandaar weer naar het hoofdkwartier terug, toen opgetrokken naar Quatre Bras, aldaar den geheeleti dag de zaken bestuurd, van het eene punt naar het andere gesneld, nu eens te paard, dan wederom te voet er mede bevel sprak. //Rhoda weet, dat ik het slachtolfer van een complot ben, dat ik san de mifdaadeven onschuldig ben, als een pas geboren kind, zij weet, dat gij de bewerker van al die ellende zijt. Zij zal u daarom met nog te grooter verachting aan- schouwen. Koester geen ijdele hoop, Rhoda wordt nooit de uwe, zij buigt niet voor uw wilskracht, daartoe is zij te rein." Denkt gij dat," riep Lipthwaite. //Denkt gij, dat een vrouw, die eens eer en aanzien geweigerd heeft, altijd zoo zal blijven denken zet dat deuk- bceld op zijde, Rhoda is een vrouw en het lokaas, dat ik haar voorgespiegeld heb, is te verleidelijk om niet toe te happen. Het is niet het enkele denkbeeld van macht en rijkdom, dat voor haar aantrekkelijk is, maar de verleiding, dat zij zich in staat gevoelt andere vrouwen te vernederen. Vergis u niet, Rhoda zal de mijne wtzen, maar niet zooals ik haar eerst aanbood, als mijn tweede ik. Zij had mijn koningin, de deelgenoote van mijn macht kunnen wezen, maar nu zal zij mijne slavin, gelijk gij het. speelgoed van mijn verloren uren worden. Met den wil, dien zij heeft, kan ik, wanneer zij eenn aal aan mij onderworpen is, haar gebruiken om dmgen uit te voeren, die beneden mijn eigen waardigheid zijn. Maar zij zal dit nog niet weten, vdordat zij den onherroepelijken stap doet, die haar tot de mijne maakt, en haar ontwaken uit den droorn, dien zij zich voorgespiegeld zal hebben, mijns gelijke te wezen, zal een deel van mijn wraak zijn." z/Uw hoop is ijdel," antwoordde David. //Rhoda zal nooit de uwe worden. Gij kunt doen met mij wat gij wilt, maar haar krijgt gij nooit onder uwen invloed." op ingestormd of mede teruggetrokken, al naar dat het te pas kwam, toen naar Nivelles gegaan, aldaar een warwinkel in orde gebracht en ten slotte, na 48 uur vermoeienden dienst, zet Z. K. H. zich nog neder om een lang rapport aan den Koning te schrijven. Men zou het bijna niet kunnen gelooven, dat, een mensch tot dergelijke inspanning in staat v are, doch de officieele documenten, die het bewijzen, zijn nog aanwezig. ,/Ik heb nog niets gezegd van den warwinkel te Nivelles, alleen dat ze door den Prins in orde werd gebracht. Een gioot deel der troepen is daarheen gediri geerd en wel het meest die gedeelteD, die het verst verwijderd waren. Die het dichtst bij waren hadden op Quatre Bras gemarcheerd. Die men- scheu, welke van heinde en verre kwamen, wisten niets van hetgeen er te Quatre Bras gebeurd was. Daar zijn wij, roepen zij, wat nu Wie is hier chef? Mijn volk is doodmoe en rammelt van den honger, waar zijn vivres Moeten wij inge- kwartierd worden of kampeeren Waar moet ik mijn stukken plaatsen Waar moeten de caisson- wageus blijven denk er om, dat is gevaarlijk goedje, zij zijn propvol met kruit. De geheele boel ging, omdat zulks vooreerst niet beantwoord werd, in het honderd, de troepen liepen door elkan- der als een vlucht wilde eenden, de een wist voor den ander niet, of hij voor of achteruit, rechts of links moest. O! o! als Ney eens bij Quatre Bras had kunnen doorbreken de gevolgen zouden niet te overzien zijn geweest. En na het eindigen van den strijd bij Quatre Bras, kan de Prins van Oranje als generaal van Wellington zich nog iot laat in den nacht bezig houden, om orde in dien warboel te brengen. In het slot van zijn rapport schrijft de Prins aan den Koning, dat hij nog niet in de geiegenheid is, de rapporten van de onderscheidene korpseu aan- gaande hun verlies te ontvangen. Redenen waaroin, zijn duidelijk genoeg. Laten wij nu eens even beschouwen wat er met Bliieher is gebeurd. Blucher heeft dezelfde fout als Wellington ge maakt en zijn troepen veel te ver uit elkander geplaatst, ook hij is niet in staat spoedig een groote krijgsmacht op een punt te vereenigeu. (Wordt vervolgd.) Schiedam, 6 Juni. Onze stadgenoot de heer M. Horn, leeraar aan het gymnasium en aan de hoogere burgerschool, is benoemd tot lid-plaatsvervanger in de commissie, belast met het afnemen der examens in 1890 voor de Hoogduitsche taal. Woensdagmorgen omstreeks half tien uur reed de spo lingwagen van den veehouder A. Lands- bergen uit Kethel, van den Vlaardingschen dijk komende, het Frankenland in, toen juist de vicr- jarige Henri Hufkens de straat overliep, met het treurige gevolg, dat het kind in aanraking kwam met de paarden en daardoor aan bet hoofd verwond werd. Door den korendrager Johannes Etman werd het kind bij Dr. E. J. M. Nolet ingebracht, waar hem de eerste geneeskundige hulp werd ver- leeud, en toen naar de ouderlijke woning in de Kortlandstraat is vervoerd. De toestand van het kereltje is tamelijk bevredigend. Tot commissaris van het St. Antonius-gilde d.r zakkendragers is benoemd F. Kemper. Waarschijnlijk door het aansteken van een kaars aan een brandend lampje, waarvan zij het glas met haar jurk afuam, geraakten de klee- deren van het 13 jarige dochtertje van Brinkhaus aan het Noordmolenplein, terwijl zij zich op haar slaapkamer bevond, in brand. Geheel ontsteld liep zij naar beneden, waar een bezoeker van de herberg van Br. haar zijn jas omsloeg en zoodoende de vlammen smoorde. Aan de linkerzijde van af de knie tot aan den elleboog is zij met brandwonden overdekt. De heer Van den Berg uit Leiden heeft een z/Ik ben er^ volkomen zeker van," antwoordde Lipthwaite met een grijus. //Als geen middel meer helpt, zal zij zich overge ven in de hoop, dat ik u nog red, en ik zal haar dit beloven. Hier- mede overwin ik, en zij zal later beviuden, dat zij haar eigen vrijheid verloren en u toch niet gered heeft." n/Gij zijt een monster, Craddock Lipthwaite," riep David verontwaardigd. //Een monster, onwaar- dig om door de aarde gedragen te worden. Welk leed heb ik u ooit gedaan, dat gij aid us het geluk van mijn leven vernielt z/Noemt gij iemand op den grond werpen geen kwaad, nog meer, gij hebt uw voet op mij gezet, en de vrouw, die ik voor mij begeerde, van mij weggenomen. Noemt gij dat geen kwaad doen vroeg Craddock. Maar v66r dat dit plaats greep," zeide David, //had ik u geen kwaad gedaan, ik keude u zelfs niet." #Neen, maar ik had iemand noodig, en ik nam u, gelijk ik met ieder gedaan zou hebben, die in mijn bereik kwam. Alles in de uatuur is een strijd om het bestaan, en de ster ere overwint den zwakkere waarom zou de mensch daarop een uitzondering maken z/Vergelijkt gij den mensch met het redelooze dier vroeg David met verontwaardiging. z/Ik verhef hem nog," zeide Craddock met een uitbundigen lach. //Wie heeft ooit het wilde dier zoo dronken door de straat zien waggelen en zwaaien, als zijn heer en meester den mensch. Beesten zijn nog inatig doch wat heb ik praat- jes te maken met mijn slaaf. Ik heb u uw lot verteld, zeg mij nu, wat gij er van denkt." Wordt vervolgd.) Serie. Premie Serie. Premie Gulden. Gulden 94 54 5.— 1853 59 5.— 145 11 5.— 1873 52 5.— 187 4 5.— 1908 50 5.— 241 25 20.— 1915 52 5.— 258 48 5.— 1955 93 6.— 314 13 25.— 1998 74 10.— 351 48 5.— 2073 57 5.— 352 59 10.— 2140 6 20.— 366 21 5.— 2268 57 5 445 25 5.— 2309 6 6.— 675 72 25 - 2409 79 5.— 823 57 5.— 2429 17 5 892 37 5.— 2446 74 5.— 903 21 20.— 2587 73 10.— 949 48 5.- 2680 71 5.— 961 18 20 2716 35 5.— 961 25 5 2733 64 25.— 966 36 5 2750 95 20.— 1021 91 5.- 2829 48 5. 1034 27 10.— 2904 6 5. 1057 45 10.— 2936 17 10.~ 1121 34 1500.— 3056 55 5. 1136 30 5.— 3064 23 10. 1210 85 20.— 3189 99 5. 1259 88 5 3219 62 250. 1294 52 5.— 3231 27 10. 1450 73 5.— 3312 36 10. 1456 39 5 3322 18 10. 1501 17 20.— 3402 98 5. 1559 98 5 3446 17 100. 1579 50 10 3577 81 5 1613 33 10.— 3637 73 5. 1649 60 5.— 3713 28 20. 1658 96 25.— 3735 19 10. 1762 79 10.— 3749 23 5.— 1764 81 5.— 3906 59 5.— 1772 42 50.— 3944 1 5.— 1848 87 5.—

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

De Schiedammer | 1890 | | pagina 2