Geldmannen.
N°. 103. Eerste Jaargang.
Woensdag lO December 180O.
BINNENL AND.
Versehijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Uitgever:
C. J. BLOMMIKDiL,
DE SCHIEDAMMER
Abonnementsprijs:
Per drie maanden,0O
franco per post. 1.
voor Het Buiten-
land1.55
Afzonderlijke nummers.05
Boterstraat, E, 342,
SCHIEDAM.
Frijs der Advertentien
Van 1—5 regels/— .SO. Iedere regel meer. .10
Groote letters naar plaatsruimte.
Driemaal plaatsing wordt tegen twssmaal berekend.
Familiebekichtenper aunonce f—AO
Dienst
AAMBIEDIIOEN
AANVKAOE N
.25
Zij, die zich met het vol-
gend kwartaal, aanvangende
1 Januari a.s., op d i t blad
wenschen te abomieeren, ontvangen de nog
tot dien datum verschijnende nummers
GRATIS.
Gisterenmiddag te 1 uur legde H. M. de
Koningin-Weduwe den eed af als Regentes in naam
Harer dochter.
De verschillende tribunes waren geheel gevnld
met vertegenwoordigers van vreemde hoven, ministers
van staat, leden van den Imogen raad, leden van
de algemeene rekenkamer en de secretarissen generaal
der verschillende departementen met hunne dames,
alien in rouwgewaad.
In de zaal kwamen de leden der beide Kamers
bijeen en later de leden van den raad van state en
de ministers.
Door den Voorzitter werd een commissie voor
ontvangst en uitgeleide van H. M. benoemd.
Weldra verscheen Hare Majesteit op den drempel
der zaal, voorafgegaan door de Kamerheeren en de
Groot-officieren van het Koninklijk Huis, die zich
met de in het program ma genoemde autoriteiten
plaatsten links en rechts van den Troon.
Hare Majesteit werd naar hare plaats geleid door
den Voorzitter der Commissie, jhr. mr. Beelaerts
van Blokland.
Eenige schreden voor Hare Majesteit liep de
Opperceremoniemeester, Baron Du Tour van Bellin-
chave. Achter de Koningin de waarnemende Groot-
meesteres, mevrouw Schimmelpenninck Van der Oye,
en de dame du palais, douairiere Gravin Van Lijn-
den Van Sandenburg. Hare Majesteit was in diepen
rouw, over het rouwgewaad met sleep viel de lange
zwarte sluier van den hoed neder, terwijl zij het
formulier van den eed op wit papier in de rechter-
hand droeg. Nadat zij plaats had genomen op den
zetel ter zijde van den Troon en de begeleidende
dames zich achter haar hadden geplaatst, schoof
zij den dichten sluier weg en kwam de witte rand
van het weduwenkapje zichtbaar.
Toen nam de Voorzitter, Mr. Van Naamen, het
woord en verzocht Hare Majesteit na een korte
toespraak het eedsformulier uit te spreken. Hare
Majesteit rees van haren zetel en sprak kalm en
waardig op eenigszins bedekten toon de woorden
van het furinulier uit, terwijl zij daarin het woord
/Koning" door //Koningin'' veranderde.
Eerst legde zij, de ontbloote rechterhand ten
hemel heffende bij de sacramenteele bevestiging,
den eed af als Regentes, toen op bijzondere uit-
noodiging van den Voorzitter dien van Voogdes.
Ook nu was het ietwat Duitsch accent merkbaar,
maar toch klonk de stem zacht en melodieus, vooral
toen zij nadruk legde op de liefde, die zij der
jonge Koningin voor het volk zou inboezemen.
Na de slotwoorden van den President verhief de
Koningin regentes zich tot het vertrek. De dames
van haar gevolg lieten den sluier over haar gelaat
vallen en met een welwillende buiging naar de
verzamelde kamerleden en den President verliet
Hare Majesteit op een statige wijze de zaal, bege-
leid door de Commissie.
De plechtigheid duurde zeer kort, maar maakte
op alle aanwezigen een weemoedigen indruk.
De directeur van het Kabinet des Kouings
maakt, bekend, dat hij heeft ontvangen dezen brief
van Hare Majesteit de Koningin-Weduwe, Regentes
van het Koninkrijk
's-Gravenhage, den 6den December 1890.
Ik verzoek U HoogWelGeboren aan alien, die
in de laatste dagen zulke hartelijke blijken gaven
van deelneming en rouw, bij den harden slag, die
Mijne beminde Dochter en Mij heeft getroffen,
daarvoor Mijn oprechten dank te betuigen.
Het is Mij ondoenlijk, zooals Ik zoude wenschen,
aan een ieder afzonderlijk, de verzekering te doen
geven, hoezeer Ik erkentelijk ben voor de hulde
van alle zijden aan de nagedachtenis van Mijn
betreurden Gemaal gebracht.
Toch heb Ik behoefte het uit te spreken, bij de
groote droefheid over Mijn geleden verlies, hoe
een gevoel van innige dankbaarheid Mij vervult,
bij de herinnering aan de bewijzen van liefde en
eerbied, door het Nederlandsche Volk gebracht aan
de Lijkbaar van den ontslapen Koning.
De overtuiging, dat het geheele Vaderland deelt
in den rouw van Mijne Dochter en Mij, geeft Mij
troost en steun voor het tegenwoordige, hoop en
vertrouwen voor de toekomst.
EMMA.
Ingevolge Harer Majesteits bevelen heeft de
directeur van het Kabinet des Konings dit schrijven
van Hare Majesteit door plaatsing in de Nederland
sche Staalscourant ter algemeene tennis gebracht.
Bij de verzegeling der lijkkist van Z. M. den
Koning werd voor het eerst gebruik gemaakt van
het nieuwe rijkszegel, het wapen des lands vertoo-
nende met het randschrift,/Wilhelmina, Koningin
der Nederlanden."
H. M. de Koningin-Weduwe zal een der
dagen van deze week ten paleize cour houden voor
autoriteiten, colleges, en particulieren, die tot het
doen van rouwbeklag zullen worden toegelaten.
Het plan is, de buitengewone vergadering
der Prov. Staten van Zuid-Holland ter verkiezing
van een lid der Eerste Kamer, ter vervanging van
wijlen jhr. Huydecoper Van Maarsseveen, bijeen te
roepen op 80 December a.s.
Eerstdaags zal verschijnen het verslag der
commissie voor de arbeids-enquete betreffende
spoorwegen en vervoermiddelen.
Men heeft op 's Konings lijkbaar ook gezieD,
aan de linkerzijde, een massief zilveren krans met
roode en gele linten. Deze krans was door de
deputatie van bet 5e grenadiers-regiment uit Kiew
waarvan Z. M. bevelhebber was, op de rouwestrade
neergelegd. De Russische officieren, begeleid door
den militair attache van Rusland uit Den Haag,
knielden voor de estrade neder, deden een koit
gebed, en na, vervolgens den krans gedeponeerd
te hebben, knielden voor de estrade neder, deden
een kort gebed, en na vervolgens den krans ge
deponeerd te hebben, knielden zij nogmaals neder.
Op den krans is in het Russisch het opschrift
gegraveerd, dat op de linten in 't Nederlandsch
staat,/Het 5e Regiment Grenadiers uit Kiew
van Z. M. den Koning der Nederlanden, aan zijn
Vorstelijken Kommandant Willem III".
Het blijkt, dat er nog altijd bij velen rais-
verstand bestaat omtrent de wijze, waarop hier te
lande de troonopvolging is geregeld. Daarom kan
het zijn nut hebben die regeling nog eens mede
te deelen.
Op dit oogenblik staat het dichtst bij den troon
H. K. H. Prinses Sophia der Nederlanden, groot-
hertogin van Saksen-Weimar, als de eenig overge-
blevene van de kinderen van Koning Willem II.
Zoolang er, behalve Koningin Wilhelmina, geen
rechtstreeksche nakomelingen zijn van Koning
Willem III, is de Groothertogin feitelijk onze
kroonprinses.
De rechten van de Groothertogin gaan over op
haren zoon, den erf-groothertog, die twee zoons
heeft. Voorts heeft de Groothertogin twee doch-
ters, van welke de oudste gehuwd is met prins
Hendrik VII van Reuss en de jongste met hertog
Johan Albert van Mecklemburg.
Bij het ontbreken van eenen troonopvolger uit
het Weimarsche Huis gaan de rechten over op de
kroonprinses van Denemarken, wier moeder, wijlen
koningin Louize van Zweden, de oudste dochter
was van Prins Frederik der Nederlanden, zoon
van Koning Willem I. De Deensche kroonprinses
heeft vier zoons en drie dochters.
Na deze vorstin en hare nakomelingen staat het
dichtst bij den Nederlandschen troon de jongste
dochter van Prins Frederik, Prinses Maria der
Nederlanden, gehuwd met den vorst van Wied.
Deze vorstin heeft twee zoons en twee dochters.
Het laatst aan de beurt der troonopvolging ko-
men Prins Albert van Pruisen, zoon van Prinses
Marianne der Nederlanden, en na hem en zijne
afstammelingen de nakomelingen zijnei oudste
zuster, wijlen prinses Charlotte van Pruisen, en
zijne jongste zuster, prinses Alexandrine van Pruisen,
weduwe van hertog Wilhelm van Mecklemburg-
Schwerin. Prinses Albert heeft drie zoons; wijlen
prinses Charlotte heeft uit haar huwelijk met
George II, hertog van Saksen-Meiningen, twee
kinderen nagelaten: den erfprins Bernard van Saksen-
Meiningen, gehuwd met prinses Charlotte van
Pruisen, dochter van wijlen keizer Frederik, en
prinses Maria van Meiningen. Prinses Alexandrine
beef' eene dochter, gehuwd met prins Hendrik XVIII
van Reuss.
De orde van opvolging in de verschillende vor-
stenhuizen is dus: Weimar, Reuss, Mecklemburg,
Denemarken Wied Hohenzollern Meiningen,
Reuss. (N. R. C.)
De Prins en de Prinses van Wied hebben
Vrijdag een bezoek aan den Kouinklijken graf-
kelder te Delft gebracht.
Toen Prof. Beets den 22en Nov. op het
paleis het Loo was aangekomen om aldaar den
volgenden dag de Godsdienst-oefening te leiden,
werd hem door een der adjudanten medegedeeld,
dat de toestand van Z. M. den Koning zoo zeer
was verergerd dat de dienst wel niet zou doorgaau.
Prof. Beets bleef dien nacht in het paleis en ver-
nam des morgens van Graaf Du Monceau, dat de
Koning overleden washij werd tevens uitgenoo-
digd tot een bezoek aan H. M. Koningin Emma.
Prof. Beets was derhalve een der eersten, of de
eerste, die aan H. M. de betuiging zijner deel
neming kon aanbieden.
Als eene bijzonderheid kan worden medege
deeld, dat de heer P. Kersbergen, organist der
Nieuwe kerk te Delft, die bij de begrafenis van
Z. M. den Koning weder zoo uitstekend zijn dienst
vervulde, die zelfde taak ook volbracht bij de
teraardebestelling van HH. MM. Koning Willem I
en Koning Willem II.
Naar men zegt, is de justitie te Heerenveen
den persoon op het spoor, die in den nacht van
Maandag op Dinsdag de bekende biljetten met den
tekst uit den Prediker en ,/Leve de republiek"
heeft aangeplakt.
Indien men het biljet beschouwt als „opzettelijke
beleediging, der Koningin aangedaan", (art. Ill Str.)
dan kan er 1 jaar gevangenisstraf of tot f 300
boete voor hem op zitten.
Van een ingezetene van Nijehaske, (district
Schoterlaud, waarvan sommigen zich zeeronjuist
blijkeus het hier volgend bericht een voorstelling
vormen, als zouden aldaar slechts de harten warm
kloppen voor 't socialisme) die onbekend wenscht te
blijven, is bij het burgerlijk armbestuur aldaar eene
aanzienlijke gift ontvangen, om daarvan op St. Ni-
colaas eene buitengewone bedeeling te houden ter
nagedachtenis van Z. M. Koning Willem III.
Aan de leerlingen van alle scholen te Wou-
brugge zijn vanwege het gemeentebestuur portretten
uitgereikt van wijlen Z. M. Koning Willem III.
In het district Schoterland ontving dezer
dagen het hoofd eener school het volgend schrijven
Geachte Meester
Zoolang het ijs is rijdt Harmen middags. Dat
is het eenige wat wij werklui hebben. De grooten
kunnen in den zomer rijden. Dus verzoek ik u
hem hier niet over te straffen. Uw vriendin,
Vrouw P
FBUIIiLHTON.
Schets uit het leven der Parijsche
40) Kapitalisten.
W ilt gij die bandieten niet zoo aan de politie
over leveren, welnu, dan zal ik ze eerst laten op-
lappen en daarna weder bij u terugbrengenu
kunt ze niet houden, dan zouden zij maar niets
dan kwaad doen, ook verdienen zij zoo'n goede
behandeling niet, denk er om, juffrouw, het is
ongedierte."
Terwijl hij sprak, was Betsy naar haar secretarie
gegaan, had die geopend en er twee rolletjes goud
geld uit gehaald, die zij Goudbekje in de handen
stopte.
Deze stond verbaasd en wees dit geschenk af.
//Het is niet voor u, maar om de mannen, die
gij zoo deerlijk geslagen hebt, te laten verzorgen."
Hij haalde de schouders op.
//Voor die schobbejakken," zeide hij, „nu dan,
daar gij het wilt, zal ik het aannemen, ik heb ze
een voordeeltje laten ontgaan, ik mag ze nu ook
wel een kleine schadeloosstelling geven."
Met zijn dubbelen last beladen, ging hij de deur
uit, en vertrok op dezelfde wijs uit het huis, als
hij er ingekomen was, namelijk door de gebroken
ruit, toen ging hij den tuin door en was weldra
in de avenue de Neuilly.
De avenue was eenzaam en in duisternis gehuld.
Hij schreed zonder vrees voort.
z/Het ligt er nu eenmaal toe," zeide hij onder
het loopen in zich zelven, //ik ben een rare kame-
raad, maar ik heb vannacht toch nog goede zaken
gedaan. Mijn arm kind, weg is het geld voor zijn
opvoeding. Nu ja, het is nu eenmaal zoo, de
jongen moet een vagebond, een galgenaas, zooals
zijn vader worden, het is veel te moeielijk om er
een eerlijk man van te maken."
XXIII. De giftmengster.
Eenige dagen later liep een oudachtig heer, die,
te oordeelen naar zijn gebukte houding en wagge-
lenden gang, erg zwak was in de avenue des
champs Elysees.
De arm van dien heer hing in een doek, zijn
gelaat getuigde, dat er veel wederwaardigheden
over zijn hoofd waren gegaan, en zijn dof oog ge
tuigde, dat er niet veel levenslust meer in hem was.
Men zou gezegd hebben, dat hij bijziende was,
want hij struikelde bijna bij elke schrede en was
bijna overreden door een rijtuig, dat bij niet scheen
te hebben zien naderen.
In de rue Matignon gekomen, stond hij voor
een huis met zes verdiepingen stil en klom tot
aan de tweede.
Hij schelde, en na eenige minuten in een spreek-
kainer gewacht te hebben, werd hij in een slaap-
kamer gelaten, waar een ledikant, geheel achter
gordijuen verborgen, stond.
Op het geluid van zijn voetstappen werden de
gordijnen half open geschoven en richtte zich een
bleek gelaat even van een kussen op.
De lijder stak den ouden heer zijn hand toe.
De oude heer greep die hand, drukte die har-
telijk en liet zich op een stoel vallen.
z/Zijt gij alleen vroeg hij.
z/Ja, mijn oppasser, ziende, dat ik vandaag beter
was, vroeg of hij een boodschap kon doen, ik heb
hem gezegd, dat hij zijn gang kon gaan."
//Dus gaat gij vooruit
0 ja, dat gaat naar wensch.''
z/Kunt gij nog niet op staan
z/Ik mag niet van mijn dokter."
//En wat zegt gij ervan
z/Dat ik hem gelijk moet geven."
z/U moet spoedig zien weer op de been te koroen."
z/Dat zal wel gebeuren maar u zegt mij niets
van Betsy/'
z/Welnu, zij is zoo goed als beter."
Een glimlach van blijdschap overtoog het gelaat
van den zieke.
z/Zij heeft gisteren reeds een rijtoertje met mij
gemaakt, maar zij is nog zeer zwak."
z/Dat wil ik wel gelooven, zij is er erg aan toe
geweest, dat arme kind."
z/Zij wilde mij heden vergezellen."
z/Waarom hebt u haar dit niet toegestaan
vroeg de zieke op ietwat verwijtenden toon.
//Mijn rijtuig verraadt mij, ik ben te voet gekomen
in de hoop, dat men mijne gangen niet zou volgen.''
z/Welnu, wat zou dat uitmaken, als men wist,
dat u hier was geweest
//O, indien gij eens wist, wat er weer voorge-
vallen is.''
//Zoo, ik dacht waarlijk, dat de schelmen nu
wel van hun heilloos plan zouden afzien."
z/Het lijkt er niet naar, zij willen het nu met
alle middelen zoo spoedig mogelijk ten uitvoeren
brengen.''
,/Watzijn er weer nieuwe staaltjes van
hunne helsche aanslagen ontdekt P"
z/Luister naar mij," zeide Coquillard, want dit
was de oude heer, en hij vertelde toen aan den
zieke het nachtelijk drama en de onverwachte red
ding.
Dokter Raymond, want dat was de man, die nog
het bed moest houden, omdat zijn wond zulks
vorderde, was geheel verplet. Zulke duivelachtige
aanslagen deden hem den schrik om het harte slaan
en dreven hem tot wanhoop.
z/Hoe is dat in's hemels naam mogelijk," riep hij.
z/Ja," zeide de oude heer, //ik zou zelfs gelooven,
dat ik dat alles gedroomd heb, als ik de wond,
die ik bij die gelegenheid heb opgeloopen, niet
steeds duchtig voelde."
ffDie ellendigen."
z/Zonder den man, die door de boeven met den
zonderlingen naam van Goudbekje werd aangespro-
ken, zouden wij verloren zijn geweest.*'
//Die man moet gezocht worden."
Dat is ook de wensch van Betsy. Zij wil zich
dankbaar jegens hem betoonen. Door den schrik,
die er natuurlijk door zoo'n vreeselijk feit ontstond,
hebben wij daaraan niet gedacht, in onze verbou-
wereerdheid lieten wij hem vertrekken, zonder dat
wij wisten, wie hij was, of wat wij voor hem doen
konden."
z/Hij moet gevonden worden, het koste wat het
wil, hij kan ons nuttig wezen. Een dergelijk man
kan in deze eeuw van lafhartigheid een uitstekend
werktuig voor ons worden, wanneer men dien man