I*. 3°. aan S. T. van der Hoefkapitein voerende het Nederlandsche vaartuig Sophie Elisabeth, van Har- lingen, wegens het redden en overbrengen naar New- York der bemanning van het op 31 Oct. 1858 in reddeloozen toestand verkeerende Engelsche vaartuig Jennie Johnston, komende van Quebec; de Sardinische regering niet zoo geheel gerust is omtrent de stemming der bevolking. Uit Venetie luiden de berigten dagelijks ongun- stiger. Het Oostenrijksch garnizoen zal daar met 50,000 man worden vermeerderd en indien de anti-Oosten- rijksche manifestatien aanhouden, zou er metgeweld een einde aan worden gemaaktdaar men niet meer te doen heeft met eenige individuen, die, ontevreden over den loop der zakenzich wat luide doen hoorenmaar met de geheele bevolking, welke dagelijks meer een- heid in hare handelingen verraadt. Blijkbaar is er leiding bij de verschillende demonstratien want hetzelfde ge- schiedt op verschillende plaatsen, op denzelfden tijd. In Weenen heerscht onder de leden van het Kabinet groot verschil van gevoelen over de houding, welke men tegen- over de oproerige provincie moet aannemen. Denkelijk zal de partij welke voor strenge en vooral militaire maatregelen gestemd is den bovenhand behouden. De minderheid i3 of voor de invoering van de vroeger vastgestelde organisatieop de wijze zoo als die door den Aartshertog Maximiliaan wordt voorgestaan 6f genegenom de geheele provincie aan Sardinia te ver- koopen. Tot dit laatste, dat voor aller belangen het meest wenschelijk was, zal de Keizer echter nooit beslui- ten, uit persoonlijken tegenzin tegen het Huis van Savoye. Wat echter nu niet vrijwillig en met belangrijke voor- deelen wordt afgestaan zal vroeg of laat zonder schade- vergoeding verloren gaan. Zoolang er nog ddn Oosten- rijker vasten voet op ltaliaanschen bodem heeft, zddlang zal de rust in Italie niet verzekerd zijn, en alleen door jaarlijks schatten op te offeren aan het legerzal men zi»h nog eenigen tijd kunnen handhaven. 'SGRAVEMIIGE, 25 Januarij. Bij besluit van den 23 dezern°. 64 heeft Z. M. de Koning goedgevonden, tot ridder der orde van den Nederl. Leeuw te benoemenden Indischen hoofd- ambtenaar H. Kleyn van de Poll, laatstelijk resident van Bezoekieen den hoofdintendant der militaire administratie J. E. van der Smissen thans uit Nedrl. Indie met verlof hier te lande. Bij besl. van den 22, n°. 47, heeft Z. M. goed gevonden 1°. aan de navolgende officieren bij de dienstdoende schutterijop hun verzoekeervol ontslag te ver- leenen te weten bij die te Rotterdam aan M. Ylierboom als lste luitenant; en bij die te Gouda aan J. F. H. de Grootalskapt. met vergunning ora de uniform der schutterij met de onderscheidingsteekenen aan zijnen rang van kapt. verbonden te mogen blijven dragen; 2°. te benoemen bij de dienstd. schutterij te Rotter dam tot lsten luit.W. L. Schuurmans, thans 2de luit. tot 2den luit., yP. Havelanr Jz,, thans schutter bij die te Dordrecht: tot 2den luit., Jhr. F. J. van den Santheuvel, thans schutter; bij die te Gouda: tot 2den luit., G. J. Steens Zijnen bij die te Middelburg: tot 2de luits., Jhr. A. van Citters en J. de Kanter, thans schutters bij die te Utrechttot kapt. P. H. Taddelthans lste luit; tot lsten luit. Mr. C, G. C. van Hengst thans 2de luit.tot 2de luits.; Mr. II. H. van de Poll, thans serjantMr. J. W. Brondgeestthans schutter en Mr. J. J. Metelerkamp bij die te Zwolle: tot lsten luit., J. M. Vos de Wael, thans 2de luit.; tot 2de luits., A. G. A, baron Sloet tot Oldhuisthans schutter, A. M. van Roijen en R. H. A baron van Isselmuden. Z. M. heeft, bij besluiten van 21 en 22, n°. 61 en 2, goedgevonden, te benoemen: bij den grooten staf: tot luit.-koh, den maj. J. A. van den Boschvan dien staf, adjudant van Z. K. H.den Prins van Oranje; bij den generalen staf tot luit.-kolonelden majoor Jhr. G. C. R. R. van Brienen van Ramerus tot majoor. de kapiteins lste kl. Jhr. J. F. A. van Panhuys en H. E. W. Rodi de Loo; tot kapt. van de 3de kl. (naar onderdom van rang), de lste luitenants J. M. A. Hubar, F. J. Pfeiffer en L. P. van der Beekalien van den generalen staf in hunnen rang over te plaatsen bij den generalen staf, de lste luitenants A. J. W. van der Schrieck C. W. T. von Jeetze en J. N. A. baron Taets van Amerongenalien van het reg. grenadiers en jagers op pensioen te stellen de kapiteins K. van der HartN. M. van Altena en C. H. Stolkertalsmede de lste luitenants A. G: van Duynen en P. A. F. Marchant, alien van het wapen der infanterie den ridmeester N. Thirion van het wapen der cavalerieen den kapitein J. M. van Klinkenberg Dozy van het wapen der artillerie alien thans op non-activiteitop grond van ligchaamsge- breken krachtens art. 422 letter c der wet van den 28 Aug. 1851 (Staatsblad n°. 128), en hetbedrag van dat pensioenmet toepassing voor alien van art. 14lett. b en voor de kapiteins van der Hart en van Altenaden lsten luit. van Duynen en den rid meester Thirion, bovendien van art. 12 der wet van den 28 Augustus 1851 (Stbl., n°. 129) te bepalen als volgt voor den kapitein van der Hart op 1080 n n n van Altena - 1005 i) a Stolkert - 900 n lsten luit. van Duynen - 660 h Marchant - 600 i) ridmeester Thirion - 1080 kapt. van Klinkenberg Dozy - 900'sjaars. Z. M. heeft, bij besl. van den 15den, n°. 70, goedgevonden te bepalen dat tot de lste artillerie-directie en de lste inspectie van fortificatien zullen behooren de provincien en ge- deelten daarvan, gelegen ten noorden van den Haring- vliet en het Hollandsehe Diepten westen van de Dordsche Kil, ten noorden van de Oude Maas, de Merwede en de Waal, tot bij en beneden het fort Kraijenhoff, en ten oosten van eene lijn, getrokken van het laatst vermelde punt tot de Maas, bij het begin van de scheidingtusschen Gelderland en Lira burg tot de 2de artillerie-directie en de 2de inspectie van fortificatiende provincien en gedeelten daarvan gelegen ten zuiden van den Haringvliet en het Hol landsehe diep, ten oosten vun de Dordsche Kil, ten zuiden van de Oude Maas, de Merwede en de Waal, tot bij het fort Kraijenhoff en ten westen van eene lijn getrokken van het laatstvermelde punt tot de Maas, by het begin van de scheiding tusschen Gelderland en Limburg, benevens het Hertogdom Limburg dat de directeur der lste artillerie-directie en de inspecteur der lste inspectie van fortificatien hunne standplaats zullen hebben te Utrecht; terwijl die der 2de artillerie-directie en 2de inspectie van fortificatien te Dordrecht gevestigd zullen zijn dat de directeur der lste artillerie-directie wordt ontheven van de waarneming der function van directeur van 's Rijks gieterij van bronzen geschut, en in verband daarraede wordt de benaening van kapt onder-directeur in de gieterij van bronzen geschut, vervangen door die van kapitein, belast met het toezigt in's Rijks eieterij van bronzen geschut. Bij besluit van den 19, n°. 52, heeft Z. M. goedgevonden, als blijk van 11D. goedkeuring en tevre denheid te verleenen A. De zilveren medaille, ingesteld bij Kon. besl. van 22 Sept. 1355n°. 64, en een loffelijk getuigschrift 1°. aan J. S. Wallis, voerende het Engelsche bark- schip Lindawegens het redden en overbrengen naar Bahia der equipage van het Nederlandsche koopvaardij schip Wilhelmina Maria, op 11 Nov. 1858 in voile zee verongelukt 2°. aan G. G. Molenaar, schipper der loodsboot n°. 1 van TerschellingKlaas Reezeeloods .Jouke J. Klein en Jetse E. Koop, loodskweekelingen en W. G. Molenaar, matroos op genoemde loodsboot, wegens het redden der bemanning van het op den 6 Maart 1859 op de buitengronden van Terschellingge- strande Engelsche barkschip El Dorado 4°. aan W. de Rapper, bootsman bij het marine- detachement in Japan, wegens het redden van drie matrozen, die op den 16 April 1858 in de baai van Nagasaki met de zeilsloep waren omgeslagen 5°. aan William Smithkapiteinvoerende het Engelschen visschers-smakschip Denison wegens het redden en te Grimsby aan wal brengen van de man- schap van het op 16 April 1859 verongelukte Neder landsche koopvaardijschip Elsiena Annette; 6°. aan Gerrit Pieter Kaele, ligtmatroos op het Nederlandsche koopvaardijschip Egmond, wegens het redden van een jager van het garnizoen te Paramaribo uit de rivier Saramacca 7°. aan Wilhelmus Hosangoudl5jaren, te's Her- togenbosch wegens de op den 14 Mei 1859 met levens- gevaar volbragte redding van eenen jongeling uit de rivier de Dieze 8°. aan Lodewijk Casirair Sierich te's Gravenhage, voor het redden van eenen jongeling uit de Trekvaart onder Voorburg, op 15 Julij 1859; 9°. aan A. van der Schee, fungerend loodsschipper der Goereesche loodsboot n°. Ivoor het redden der equipage van het op den 30 Aug. 1859 op de buiten gronden ter hoogte van Goeree verongelukte Engelsche brikschip Rebecca Elisabeth; 10°. aan Jhr. J. A. Roell, lriit. ter zee 2de kl., aan boord van het wachtschip Amsterdam voor het redden van eenen jongendie op den 27 Sept. 1859 van het wachtschip in het water was gevallen 11°. aan William Glinn Engelsch zeeloods, voor het in Sept. 1859 in zee opneinen en behouden te Salcombe aan wal brengen der bemanning van het verongelukte Nederl. vaartuig Hendrika Jantina 12°. aan Richard Greek en David Johns, kapiteins der Engelsche sleepbooten Defiance en Expressvoor het redden der equipage van de op den 24 Sep. 1859 te Sestos gesirande Nederlandsche galjoot JanZylker; 13°. aan H. Berends de Haan, zeeman te Terschelling, voor het redden der manschap van de Vollendammer vischschuit van schipper J. Molenaar, den 5 Nov. 1859 op de bank de Noordvaarder gestrand 14°. aan C. L. Smit, matroos lste kl.aan boord van het fregat Palembangvoor het redden van eenen in zee gevallen jongeling op den 5 Sept. 1859 ter reede van Bataviaen 15°. aan Andres Broders te Helgoland, voor het met levensgevaar redden van zes schipbreukelingen van het Nederlandsche vaartuig Catharinaverongelukt den 25 Julij 1859 bij de Oostfriessche kust. B. De bronzen medaille, ingesteld bij Koninklijk besluit van den 22 September 1855, n°. 64, en een loffelijk getuigschrift 1°. aan Martinus van Leeuwen te Loon op Zand voor het blusschen van den door on weder veroorzaakten brand in den toren aldaar op den 8 Maart 1859, en 2°. aan M. Welman en A. van der Ham zeeloodsen, S. Hoftijzer, kweekeling, en J. den Hertog, matroos, alien behoorende tot de Goereesche loodsboot n°. 1 voor het redden der equipage van het op den 30 Aug. 1859 op de buitengronden ter hoogte van Goeree ver ongelukte Engelsche brikschip Rebecca Elisabeth. CEene gratificatie 1°. van tien gulden en loffelijk getuigschrift aan Jan Pijnenburg Jr., te Loon op Zand, voor het blusschen van den door onweder veroorzaakten brand in den toren aldaar op 8 Maart 1859; 2°. van tien gulden en loffelijk getuigschrift aa Adrianus Spring in 't Veld, te Breda, voor het met levensgevaar redden van een kind uit het water bij de groote inundatiesluis aldaar, op den 8 Nov. 1859; 3°. van vijf en twintig gulden en loffelijk getuig schrift aan Levie Hertogvoor het redden van zeven passagiers uit de in den nacht van 18 Nov. 1859 om- gekantelde trekschuit van Schijndel op 's Hertogen- boschin de kom der sluis n°. 3 en 4°. van tien gulden en loffelijk getuigschrift aan Hendrik van Huykelom te Tilburgwegens het redden op den 14 Dec. 1859, van drie kinderendie door het ijs in den brandkuil te Veldhoven waren gevallen. D. Een loffelijk getuigschrift 1°. aan D. N. de BoerA. RotgansP. A. Kaale W. H. Bruin en P. W. Roda zeeloodsen der loodsboot n°. 1te Terschelling wegens het redden der beman ning van het op 6 Maart 1859 in de buitengronden van Terschelling gestrande Engelsche barkschip El Doradoen 2°. aan A. Hoogvliet. J. Meelaart en J. Lindt, zeeloodsen der Goereesche loodsboot n°. 1voor het redden der equipage van het op den 30 Augustus 1859 op de buitengronden ter hoogte van Goeree veronge lukte Engelsehe brikschip Rebecca Elizabeth. Bij besl. van den 19n°. 53 heeft Z. M. goed gevonden als blyk var. Hoogstdeszelfs goedkeuring en tevredenheid te verleenen A. De Zilverea Medaille, ingesteld bij besluit van 22 Sept. 1855, n°. 64, en een loffelijk getuigschrift aan M. Soderstrom Barkarfve en Olof Claesson Bringesen B. Een Loffelijk Getuigschrift aan Timotheus Holmberg (loods) en Olof Larsson, alien inwoners van het eiland Gothland wegens het met levensgevaar redden der bemanning van het in den avond van den 27 Nov. 1859bij dat eiland verongelukte Neder landsche kofschip Grietje Bos. Bij besluit van den 20 n°. 60, zijn benoemd tot ont- vangers der directe belastingen en accijnsen te Roden en Nietap, op den voet van de'n kantoor, de^ heer Jhr. H. C. van Panhuystiians ontvanger derzelfde middelen te Angerlo te Angerlo c. a. de heer Jhr. A. L. van Spengler, surnumerairder directe belastingen in- en uitgaande regten en accijnsen in Gelderland. Bij besluit van den 22, n°. 68, is benoemd tot ont vanger der directe belastingen en accijnsen te Bloemen- daal de heer A. Groskampthans ontvanger derzelfde middelen te Oldenmarkt. De Staats-Courant van gisteren bevatte wederom eene oproeping van candidaten naar de betrekking van leerling telegrafist. Vroeger moesten deze candi daten minsten twintig jaar zijnterwijl nu hun ouderdom niet hooger dan 18 jaar behoeft te wezen. Het gerucht is in omloop, dat eerstdaags eene veran- dering in het personeel van de Koninklijke militaire Academie te Breda zal komen waarmede men eene promotie bij de artillerie in verband brengt. Wij vernemen uit eene goede brondat Jhr. Boreel van Hogelanden tegen April aanst., zijn ontslag, als Commissaris des Konings in de provincie Noordholland, aan Z. M. heeft verzocht, waarvoor geene andere redenen bestaan dan dat hij meentbij het bereiken van den 60jarigen leeftijd zich uit het ambtelijk leven te moeten terugtrekken. Er loopt een gerucht, dat Jhr. Mr. Roell, thans Commissaris des Konings in de provincie Utrechten vroeger griffier der Staten in Noordholland, hem zal vervangen. (H. en E. B.) Gisteren is bij den Hoogen Raad der Nederlanden, Kamer van strafzaken behandeld de vraag of bij eene correctionele vervolgingde dagvaarding volgens art. 224 van het Wetboek van Strafvorderingwettig aan eene gekozen woonplaats kan geschieden, De heer C. Hoogendijk namelijkwonende, naar het schynt te Antwerpen, hoofdbestuurder der diligence-onder- neming van van Gend en Looswas voor het Kan- tongeregt te Deventer gedagvaard ter zake van op een bijwagen eener diligence van gezegde onderneming, van Wijhe naar Deventer gaande, als postilion te hebben gebezigd iemand van 14 jaren in strijd met de bepaling van het reglement op de openbare middelen van vervoer te lande. De dagvaarding in deze was gedaan aan het hoofdkantoor der onderneming te Rotterdam zijnde volgens art. 8 der concessie van de onderneming, het door dezen gekozen domicilie voor alle zaken de onderneming betreffende. De kantonregter voornoemd heeft gemelde dagvaarding echter nfetig verklaard als zijnde niet, ingevolge art. 224 van het Wetboek van Strafvordering, beteekend aan Henpersoon van den beklaagdeof ter zijner woonplaats of aan zijn laatst verblijf. Op het hiervan ingestelde hooger beroep door het Openbaar Ministerie, heeft de Regtbank te Deventer zich met de zienswijze van het Kanton- geregt vereenigd. Haar vonnis werd, ter requisitie van den officier van justitie, beteekend al weder aan het gekozen domicilie te Rotterdam. Van dit in hooger beroep gewezen vonnis heeft zich de officier van justitie bij genoemde Regtbank in cassatie voorzien en is door hem bij ingediende memorie als middel van cassatie beweerd: schending van art. 224 meergemeld. De heer advocaat-generaal Romer heeftbij eene hoogst belangrijke conclusie, de aan het hoofd dezes gestelde vraag ontkennend beantwoordeno. a. herinnerd, dat wel, volgens art. 401 van het wetboek van strafvorderingde beteekening van den dagwaarop eene zaak in cassatie zal worden behandeldkan ge schieden zoowel aan de gekozen als aan de werkelijke woonplaats van den beklaagde of beschuldigdedoeh hij merkte daarbij op, dat zoodanige vergunning by art. 224 niet is gegeven. Hij concludeerde op grond van een en andertot verwerping der ingestelde voor- ziening in cassatiede kosten te dragen door den Staat. De uitspraak is bepaald op 7 February aanst.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Dagblad van Zuid-Holland | 1860 | | pagina 2